Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. liquideren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for liquideren from Dutch to German

liquideren:

liquideren verb (liquideer, liquideert, liquideerde, liquideerden, geliquideerd)

  1. liquideren (uitroeien)
    liquidieren
    • liquidieren verb (liquidiere, liquidierst, liquidiert, liquidierte, liquidiertet, liquidiert)
  2. liquideren (uit de weg ruimen; afmaken; koudmaken)
    erledigen; liquidieren; vernichten; töten; ausschalten
    • erledigen verb (erledige, erledigst, erledigt, erledigte, erledigtet, erledigt)
    • liquidieren verb (liquidiere, liquidierst, liquidiert, liquidierte, liquidiertet, liquidiert)
    • vernichten verb (vernichte, vernichtest, vernichtet, vernichtete, vernichtetet, vernichtet)
    • töten verb (töte, tötest, tötet, tötete, tötetet, getötet)
    • ausschalten verb (schalte aus, schaltest aus, schaltet aus, schaltete aus, schaltetet aus, ausgeschaltet)
  3. liquideren (doden; vermoorden; van kant maken; )
    töten; ermorden; umbringen; fertigmachen; erledigen
    • töten verb (töte, tötest, tötet, tötete, tötetet, getötet)
    • ermorden verb (ermorde, ermordest, ermordet, ermordete, ermordetet, ermordet)
    • umbringen verb (bringe um, bringst um, bringt um, bracht um, brachtet um, umgebracht)
    • fertigmachen verb (mache fertig, machst fertig, macht fertig, machte fertig, machtet fertig, fertiggemacht)
    • erledigen verb (erledige, erledigst, erledigt, erledigte, erledigtet, erledigt)

Conjugations for liquideren:

o.t.t.
  1. liquideer
  2. liquideert
  3. liquideert
  4. liquideren
  5. liquideren
  6. liquideren
o.v.t.
  1. liquideerde
  2. liquideerde
  3. liquideerde
  4. liquideerden
  5. liquideerden
  6. liquideerden
v.t.t.
  1. heb geliquideerd
  2. hebt geliquideerd
  3. heeft geliquideerd
  4. hebben geliquideerd
  5. hebben geliquideerd
  6. hebben geliquideerd
v.v.t.
  1. had geliquideerd
  2. had geliquideerd
  3. had geliquideerd
  4. hadden geliquideerd
  5. hadden geliquideerd
  6. hadden geliquideerd
o.t.t.t.
  1. zal liquideren
  2. zult liquideren
  3. zal liquideren
  4. zullen liquideren
  5. zullen liquideren
  6. zullen liquideren
o.v.t.t.
  1. zou liquideren
  2. zou liquideren
  3. zou liquideren
  4. zouden liquideren
  5. zouden liquideren
  6. zouden liquideren
en verder
  1. ben geliquideerd
  2. bent geliquideerd
  3. is geliquideerd
  4. zijn geliquideerd
  5. zijn geliquideerd
  6. zijn geliquideerd
diversen
  1. liquideer!
  2. liquideert!
  3. geliquideerd
  4. liquiderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for liquideren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ausschalten afmaken; koudmaken; liquideren; uit de weg ruimen afbreken; afzetten; doven; ruineren; slopen; smoren; uitblussen; uitdoen; uitdoven; uitdraaien; uitmaken; uitschakelen; uitzetten; vernielen; vernietigen; verwoesten
erledigen afmaken; doden; doodmaken; doodslaan; koudmaken; liquideren; ombrengen; uit de weg ruimen; van kant maken; vermoorden afbreken; afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; doen; doodschieten; doodvonnis uitvoeren; een einde maken aan; executeren; fiksen; handelen; klaarkrijgen; klaarmaken; klaarspelen; om het leven brengen; ombrengen; ruineren; slopen; uitgommen; uitrichten; uitvegen; uitvlakken; uitvoeren; uitwissen; vermoorden; vernielen; vernietigen; verrichten; verwoesten; vlakken; volbrengen; volmaken; voltooien; voor elkaar krijgen; wegvegen; wissen
ermorden afmaken; doden; doodmaken; doodslaan; liquideren; ombrengen; van kant maken; vermoorden afmaken; afslachten; doden; doodschieten; doodvonnis uitvoeren; executeren; moorden; om het leven brengen; ombrengen; vermoorden
fertigmachen afmaken; doden; doodmaken; doodslaan; liquideren; ombrengen; van kant maken; vermoorden afbreken; afmaken; afmatten; afsluiten; afwerken; bederven; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; fiksen; garneren; in de war sturen; klaarspelen; moe maken; nekken; ophouden; opmaken; opsmukken; perfectioneren; ruineren; ruïneren; schotels garneren; slopen; stoppen; uitputten; vermoeien; vernielen; vernietigen; versieren; vervolledigen; vervolmaken; verwoesten; verzieken; volledig maken; voltooien; voor elkaar krijgen
liquidieren afmaken; koudmaken; liquideren; uit de weg ruimen; uitroeien afbetalen; afbreken; afrekenen; ruineren; slopen; vereffenen; vernielen; vernietigen; verrekenen; verwoesten
töten afmaken; doden; doodmaken; doodslaan; koudmaken; liquideren; ombrengen; uit de weg ruimen; van kant maken; vermoorden
umbringen afmaken; doden; doodmaken; doodslaan; liquideren; ombrengen; van kant maken; vermoorden afmaken; afslachten; doden; doodschieten; doodvonnis uitvoeren; executeren; moorden; om het leven brengen; ombrengen; vermoorden
vernichten afmaken; koudmaken; liquideren; uit de weg ruimen afbreken; ruineren; slopen; vernielen; vernietigen; verwoesten

Wiktionary Translations for liquideren:


Cross Translation:
FromToVia
liquideren liquidieren; abwickeln liquider — Régler définitivement une affaire en cours