Summary
Dutch to German: more detail...
- niet:
- nieten:
-
Wiktionary:
- niet → nicht, Heftklammer, unerreichbar, nein
German to Dutch: more detail...
-
niet:
-
Wiktionary:
Niet → klinknagel -
Synonyms for "Niet":
Niete
-
Wiktionary:
Dutch
Detailed Translations for niet from Dutch to German
niet:
Translation Matrix for niet:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
nicht | niet |
Related Words for "niet":
Antonyms for "niet":
Related Definitions for "niet":
Wiktionary Translations for niet:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• niet | → nicht | ↔ don't — do not |
• niet | → nicht | ↔ not — negates meaning of verb |
• niet | → nicht | ↔ not — And not |
• niet | → Heftklammer | ↔ staple — wire fastener used to secure stacks of paper |
• niet | → unerreichbar | ↔ unavailable — not available |
• niet | → nein | ↔ non — Réponse négative |
niet form of nieten:
-
nieten (vastnieten; aanhechten)
Conjugations for nieten:
o.t.t.
- niet
- niet
- niet
- nieten
- nieten
- nieten
o.v.t.
- niette
- niette
- niette
- nietten
- nietten
- nietten
v.t.t.
- heb geniet
- hebt geniet
- heeft geniet
- hebben geniet
- hebben geniet
- hebben geniet
v.v.t.
- had geniet
- had geniet
- had geniet
- hadden geniet
- hadden geniet
- hadden geniet
o.t.t.t.
- zal nieten
- zult nieten
- zal nieten
- zullen nieten
- zullen nieten
- zullen nieten
o.v.t.t.
- zou nieten
- zou nieten
- zou nieten
- zouden nieten
- zouden nieten
- zouden nieten
en verder
- is geniet
- zijn geniet
diversen
- niet!
- niet!
- geniet
- nietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
nieten
Translation Matrix for nieten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
festheften | aanhechten; nieten; vastnieten | aanhechten; bevestigen; ergens aan bevestigen; hechten; lijmen; opplakken; pinnen; spelden; vasthechten; vastlijmen; vastmaken; vastpinnen; vastplakken; vastprikken; vastspelden; vastzetten |
heften | aanhechten; nieten; vastnieten | aan elkaar kleven; aaneenplakken; aanhechten; aanleggen; aanmeren; afmeren; bevestigen; ergens aan bevestigen; hechten; klitten; lijmen; meren; opplakken; opprikken; plakken; vastbinden; vasthechten; vastleggen; vastlijmen; vastmaken; vastmeren; vastnaaien; vastplakken; vastzetten; verbinden; verzekeren |
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
Rückendrahtheftung | nieten |
Related Words for "nieten":
Related Translations for niet
German
Detailed Translations for niet from German to Dutch
Niet:
Synonyms for "Niet":
Wiktionary Translations for Niet:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• Niet | → klinknagel | ↔ rivet — cylindrical mechanical fastener |