Summary
Dutch to German: more detail...
- raaskallen:
-
Wiktionary:
- raaskallen → delirieren, irre reden, faseln
Dutch
Detailed Translations for raaskallen from Dutch to German
raaskallen:
-
raaskallen (onzin uitkramen; kletsen; onzin verkopen; ijlen; wartaal spreken)
quatschen; schwätzen; phantasieren; faseln; Unsinn reden; irre reden-
phantasieren verb (phantasiere, phantasierst, phantasiert, phantasierte, phantasiertet, phantasiert)
-
Unsinn reden verb (rede Unsinn, redest Unsinn, redet Unsinn, redete Unsinn, redetet Unsinn, Unsinn geredet)
-
irre reden verb
Conjugations for raaskallen:
o.t.t.
- raaskal
- raaskalt
- raaskalt
- raaskallen
- raaskallen
- raaskallen
o.v.t.
- raaskalde
- raaskalde
- raaskalde
- raaskalden
- raaskalden
- raaskalden
v.t.t.
- heb geraaskald
- hebt geraaskald
- heeft geraaskald
- hebben geraaskald
- hebben geraaskald
- hebben geraaskald
v.v.t.
- had geraaskald
- had geraaskald
- had geraaskald
- hadden geraaskald
- hadden geraaskald
- hadden geraaskald
o.t.t.t.
- zal raaskallen
- zult raaskallen
- zal raaskallen
- zullen raaskallen
- zullen raaskallen
- zullen raaskallen
o.v.t.t.
- zou raaskallen
- zou raaskallen
- zou raaskallen
- zouden raaskallen
- zouden raaskallen
- zouden raaskallen
diversen
- raaskal!
- raaskalt!
- geraaskald
- raaskallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for raaskallen:
Wiktionary Translations for raaskallen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• raaskallen | → delirieren; irre reden; faseln | ↔ délirer — Avoir le délire, être en délire. |