Summary
Dutch to German: more detail...
- verkeren:
-
Wiktionary:
- verkeren → anders werden, sich ändern, ändern, tauschen, umändern, umtauschen, wechseln, umwechseln, anders machen, abändern, umgestalten, umwandeln, frequentieren, umgehen
Dutch
Detailed Translations for verkeren from Dutch to German
verkeren:
-
verkeren (ergens verkeren)
-
verkeren (omgaan met)
Conjugations for verkeren:
o.t.t.
- verkeer
- verkeert
- verkeert
- verkeren
- verkeren
- verkeren
o.v.t.
- verkeerde
- verkeerde
- verkeerde
- verkeerden
- verkeerden
- verkeerden
v.t.t.
- heb verkeerd
- hebt verkeerd
- heeft verkeerd
- hebben verkeerd
- hebben verkeerd
- hebben verkeerd
v.v.t.
- had verkeerd
- had verkeerd
- had verkeerd
- hadden verkeerd
- hadden verkeerd
- hadden verkeerd
o.t.t.t.
- zal verkeren
- zult verkeren
- zal verkeren
- zullen verkeren
- zullen verkeren
- zullen verkeren
o.v.t.t.
- zou verkeren
- zou verkeren
- zou verkeren
- zouden verkeren
- zouden verkeren
- zouden verkeren
diversen
- verkeer!
- verkeert!
- verkeerd
- verkerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verkeren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
irgendwo verkehren | ergens verkeren; verkeren | |
umsatteln | omgaan met; verkeren | |
umändern | omgaan met; verkeren | inwisselen; omruilen; omwisselen; ruilen; verruilen; verwisselen; wijzigen; wisselen |
variieren | omgaan met; verkeren | afwisselen; herzien; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; verwisselen; wijzigen; wisselen |
verkehren | omgaan met; verkeren | ergens zijn; iets omdraaien; kopie trekken; kopiëren; omgaan; omgang hebben met; omhoogkomen; omkeren; opstijgen; optrekken; opvliegen; zich ophouden |
Related Definitions for "verkeren":
Wiktionary Translations for verkeren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verkeren | → anders werden; sich ändern; ändern; tauschen; umändern; umtauschen; wechseln; umwechseln; anders machen; abändern; umgestalten; umwandeln | ↔ changer — à trier |
• verkeren | → frequentieren; umgehen | ↔ fréquenter — aller souvent dans un lieu. |