Summary
Dutch to German: more detail...
- huiveren:
-
Wiktionary:
- huiveren → schaudern, frösteln, zittern, beben, schlottern, zucken, erbeben, erschaudern, erzittern
Dutch
Detailed Translations for huiveren from Dutch to German
huiveren:
Conjugations for huiveren:
o.t.t.
- huiver
- huivert
- huivert
- huiveren
- huiveren
- huiveren
o.v.t.
- huiverde
- huiverde
- huiverde
- huiverden
- huiverden
- huiverden
v.t.t.
- heb gehuiverd
- hebt gehuiverd
- heeft gehuiverd
- hebben gehuiverd
- hebben gehuiverd
- hebben gehuiverd
v.v.t.
- had gehuiverd
- had gehuiverd
- had gehuiverd
- hadden gehuiverd
- hadden gehuiverd
- hadden gehuiverd
o.t.t.t.
- zal huiveren
- zult huiveren
- zal huiveren
- zullen huiveren
- zullen huiveren
- zullen huiveren
o.v.t.t.
- zou huiveren
- zou huiveren
- zou huiveren
- zouden huiveren
- zouden huiveren
- zouden huiveren
diversen
- huiver!
- huivert!
- gehuiverd
- huiverend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for huiveren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
grausen | griezelen; gruwen; huiveren | |
sich grausen | griezelen; gruwen; huiveren | |
sich gruseln | griezelen; gruwen; huiveren |
Wiktionary Translations for huiveren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• huiveren | → schaudern | ↔ shudder — to shake nervously, as if from fear |
• huiveren | → frösteln | ↔ grelotter — trembler de froid. |
• huiveren | → zittern; beben; schlottern; zucken | ↔ trembler — Être agité de petites et fréquentes secousses. (Sens général) |
• huiveren | → erbeben; erschaudern; erzittern; zucken | ↔ tressaillir — éprouver une agitation vif et passager à la suite d’une émotion subite. |