Summary
Dutch to German: more detail...
- laten zakken:
-
Wiktionary:
- laten zakken → senken, absenken, herablassen, erniedrigen, entwürdigen, diskreditieren, in Misskredit bringen, in Verruf bringen, reduzieren, umbringen, verderben, streichen, demütigen
Dutch
Detailed Translations for laten zakken from Dutch to German
laten zakken:
-
laten zakken (ontgoochelen; teleurstellen; frustreren; tegenvallen; afvallen; duperen; benadelen)
Conjugations for laten zakken:
o.t.t.
- laat zakken
- laat zakken
- laat zakken
- laten zakken
- laten zakken
- laten zakken
o.v.t.
- liet zakken
- liet zakken
- liet zakken
- lieten zakken
- lieten zakken
- lieten zakken
v.t.t.
- heb laten zakken
- hebt laten zakken
- heeft laten zakken
- hebben laten zakken
- hebben laten zakken
- hebben laten zakken
v.v.t.
- had laten zakken
- had laten zakken
- had laten zakken
- hadden laten zakken
- hadden laten zakken
- hadden laten zakken
o.t.t.t.
- zal laten zakken
- zult laten zakken
- zal laten zakken
- zullen laten zakken
- zullen laten zakken
- zullen laten zakken
o.v.t.t.
- zou laten zakken
- zou laten zakken
- zou laten zakken
- zouden laten zakken
- zouden laten zakken
- zouden laten zakken
diversen
- laat zakken!
- laat zakken!
- laten zakken
- zakken latend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
laten zakken (neerlaten)
Translation Matrix for laten zakken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Ablassen | laten zakken; neerlaten | lozen; spuien |
Abwinden | laten zakken; neerlaten | afrollen; afwinden; ontrollen |
Senkung | laten zakken; neerlaten | afname; bekorting; besnoeiing; besparing; bezuiniging; daling; flauwe helling; glooiing; inkrimping; kostenbesparing; laagte; minder worden; ontering; salarisverlaging; terugloop; uitzakking; val; verkorting; verlaging; verzakking |
Verb | Related Translations | Other Translations |
enttäuschen | afvallen; benadelen; duperen; frustreren; laten zakken; ontgoochelen; tegenvallen; teleurstellen | beschamen; desillusioneren; te kort schieten; tegenvallen; teleurstellen; vertrouwen schenden |
ernüchtern | afvallen; benadelen; duperen; frustreren; laten zakken; ontgoochelen; tegenvallen; teleurstellen | nuchter worden; ontnuchteren |
frustrieren | afvallen; benadelen; duperen; frustreren; laten zakken; ontgoochelen; tegenvallen; teleurstellen |
Wiktionary Translations for laten zakken:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• laten zakken | → senken; absenken; herablassen; erniedrigen; entwürdigen; diskreditieren; in Misskredit bringen; in Verruf bringen; reduzieren; umbringen; verderben; streichen; demütigen | ↔ abaisser — Mettre en position plus basse, faire descendre, diminuer la hauteur. |