Home ->Dictionaries ->Dutch/German ->Search: monteur

Dutch and German Translation Search Results for monteur

Summary

Dutch to German: more detail...

monteur:
- Mechaniker; Schlosser; Monteur; Reparateur
Wiktionary:
- monteur → Monteur

German to Dutch: more detail...

Monteur:
- tuiger; monteur
Wiktionary:
- Monteur → monteur

Dutch

Detailed Translations for monteur from Dutch to German

monteur:

monteur [de ~ (m)] noun

de monteur
der Mechaniker; der Schlosser; der Monteur; der Reparateur
- Mechaniker [der ~] noun
- Schlosser [der ~] noun
- Monteur [der ~] noun
- Reparateur [der ~] noun

Translation Matrix for monteur:

Noun	Related Translations	Other Translations
Mechaniker	monteur	hersteller; reparateur; werktuigkundige
Monteur	monteur	tuiger
Reparateur	monteur	hersteller; reparateur
Schlosser	monteur	bankwerker; bankwerkers; monteurs; slotenmaker; slotenmakers

Related Words for "monteur":

monteurs

Related Definitions for "monteur":

wie apparaten in elkaar zet en repareert¹
- de machine doet het niet, er moet een monteur komen¹

Wiktionary Translations for monteur:

monteur

noun

beroep|nld, techniek|nld deskundige die machines, apparaten, leidingen e.d. in elkaar zet of herstelt
- monteur → Monteur

German

Detailed Translations for monteur from German to Dutch

Monteur:

Monteur [der ~] noun

der Monteur (Takler)
tuiger
- tuiger [znw.] noun
der Monteur (Mechaniker; Schlosser; Reparateur)
de monteur
- monteur [de ~ (m)] noun

Translation Matrix for Monteur:

Noun	Related Translations	Other Translations
monteur	Mechaniker; Monteur; Reparateur; Schlosser
tuiger	Monteur; Takler

Synonyms for "Monteur":

Einrichter; Installateur; Handarbeiter; Handwerker

Wiktionary Translations for Monteur:

Monteur

noun

beroep|nld, techniek|nld deskundige die machines, apparaten, leidingen e.d. in elkaar zet of herstelt
- monteur → Monteur

¹Muiswerk Woordenboek