Dutch
Detailed Translations for belust from Dutch to German
belust:
Translation Matrix for belust:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
begierig | belust; happig | begerend; begerig; gretig; gulzig; happig; verlangend; verzot; vraatzuchtig |
erpicht | belust; happig | gretig; happig |
versessen | belust; happig | gek van; verzot; verzot op |
Related Words for "belust":
German
Detailed Translations for belust from German to Dutch
belust: (*Using Word and Sentence Splitter)
- übel: naar; misselijk; onwel; onpasselijk; kwalijk; snood; slecht; gemeen; vals; min; ongesteld; menstruerend; boos; kwaad; woest; razend; nijdig; kwaadwillig; furieus; ziedend; toornig; vertoornd; met slechte intentie; spinnijdig
- Ustí: Ústí
- Übel: klacht; bezwaar; grief; het klagen; ziekte; zeer; onvolkomenheid; mankement; euvel; ongemak; ongerief; kwaaltje; slordigheid; wanordelijkheid