Dutch
Detailed Translations for spoel from Dutch to German
spoel:
-
de spoel (werktuig om garen te winden; haspel; winding; winder; klos)
-
de spoel
-
de spoel (schietspoel; schieter)
die Schießspule -
de spoel (filmspoel)
-
de spoel (band van bandrecorder)
-
de spoel (klos waarop garen gewonden wordt)
Translation Matrix for spoel:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Filmspühle | filmspoel; spoel | |
Garnrolle | spoel | garenklos; klos; klosje; snoerspoel |
Garnröllchen | klos waarop garen gewonden wordt; spoel | |
Rolle | haspel; klos; spoel; werktuig om garen te winden; winder; winding | beveiligingsrol; functie; garenklos; katrolschijf; klos; klosje; koprol; personageuitbeelding; rol |
Schießspule | schieter; schietspoel; spoel | |
Spielband | band van bandrecorder; spoel | |
Spule | filmspoel; haspel; klos; klos waarop garen gewonden wordt; spoel; werktuig om garen te winden; winder; winding | garenklos; klos; klosje; snoerspoel; spinklos; spinspoel |
Spühle | filmspoel; spoel |
Related Words for "spoel":
Wiktionary Translations for spoel:
spoel
spoel
Cross Translation:
noun
-
Elektrotechnik: eine aus einem Leiter (meist Kupferdraht) gewickeltes Bauteil, das vor allem wegen seiner Induktivität verwendet wird
-
eine Rolle, die mit einem Faden umwickelt ist
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• spoel | → Spule; Rolle | ↔ bobbin — spool around which wire is coiled |
• spoel | → Spule | ↔ bobbin — small spool in a sewing machine |
• spoel | → Spule | ↔ coil — electrical |
• spoel | → Spule | ↔ spool — spindle |
• spoel | → Haspel; Spule; Patrone; Rolle | ↔ bobine — Petit cylindre de bois qui est garnir d’un rebord à ses deux extrémités et qui sert à filer au rouet, à dévider du fil, de la soie, de l’or, etc. |
spoel form of spoelen:
-
spoelen
-
spoelen (wegspoelen; doorspoelen; doortrekken)
Conjugations for spoelen:
o.t.t.
- spoel
- spoelt
- spoelt
- spoelen
- spoelen
- spoelen
o.v.t.
- spoelde
- spoelde
- spoelde
- spoelden
- spoelden
- spoelden
v.t.t.
- heb gespoeld
- hebt gespoeld
- heeft gespoeld
- hebben gespoeld
- hebben gespoeld
- hebben gespoeld
v.v.t.
- had gespoeld
- had gespoeld
- had gespoeld
- hadden gespoeld
- hadden gespoeld
- hadden gespoeld
o.t.t.t.
- zal spoelen
- zult spoelen
- zal spoelen
- zullen spoelen
- zullen spoelen
- zullen spoelen
o.v.t.t.
- zou spoelen
- zou spoelen
- zou spoelen
- zouden spoelen
- zouden spoelen
- zouden spoelen
en verder
- ben gespoeld
- bent gespoeld
- is gespoeld
- zijn gespoeld
- zijn gespoeld
- zijn gespoeld
diversen
- spoel!
- spoelt!
- gespoeld
- spoelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for spoelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
durchspülen von Toilette | doorspoelen; doortrekken; spoelen; wegspoelen | |
spuelen | spoelen | |
spülen | doorspoelen; doortrekken; spoelen; wegspoelen | aandrijven; aanspoelen; afwassen; vaat doen |