Dutch

Detailed Translations for barst from Dutch to German

barst:

barst [de ~ (m)] noun

  1. de barst (breuk; scheur; krak)
    der Riß; der Bruch; der Sprung
  2. de barst (inkeping; kloof; reet; )
    der Einschnitt; die Spalte; der Riß; die Kerbe

Translation Matrix for barst:

NounRelated TranslationsOther Translations
Bruch barst; breuk; krak; scheur afval; breken; breuk; breukgetal; fractuur; groeve; knak; knik; mijnschacht; ontwarring; rotzooi; scheiding; segregatie; verbreking; vuilnis
Einschnitt barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing brandgang; haal; inkeping; inkerving; insnijding; jaap; keep; kerf; kras; pennekras; scheiding; segregatie; snede; snee; snijwond; sponning; verbreking; vore
Kerbe barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing inkeping; inkerving; insnijding; jaap; keep; kerf; kerfsnede; snede; snee
Riß barst; breuk; gat; groef; inkeping; kloof; krak; opening; reet; scheur; split; uitsparing scheur; torn
Spalte barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing bergkloof; bergspleet; geluidsniveau; holte; kloof; kolom; kolom tekst op een pagina; muurnis; nis; opening; paginagedeelte; rotskloof; scheur; spleet; spouw; torn; tussenruimte; uitholling; uitsparing; volume
Sprung barst; breuk; krak; scheur
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
Spalte kolom
OtherRelated TranslationsOther Translations
Sprung sprong; stijging

Related Words for "barst":


Wiktionary Translations for barst:


Cross Translation:
FromToVia
barst Spalte; Riss; Sprung; Ritze crack — thin space opened in a previously solid material

barst form of barsten:

barsten verb (barst, barstte, barstten, gebarsten)

  1. barsten (kunnen stikken)
    zerspringen; platzen; bersten
    • zerspringen verb (zerspringe, zerspringst, zerspringt, zerspringte, zerspringtet, zerspringt)
    • platzen verb (platze, platzst, platzt, platzte, platztet, geplatzt)
    • bersten verb (berste, birst, barst, barstet, geborsten)
  2. barsten (openspringen; losspringen)
    bersten; aufspringen; platzen
    • bersten verb (berste, birst, barst, barstet, geborsten)
    • aufspringen verb (springe auf, springst auf, springt auf, sprang auf, sprangt auf, aufgesprungen)
    • platzen verb (platze, platzst, platzt, platzte, platztet, geplatzt)

Conjugations for barsten:

o.t.t.
  1. barst
  2. barst
  3. barst
  4. barsten
  5. barsten
  6. barsten
o.v.t.
  1. barstte
  2. barstte
  3. barstte
  4. barstten
  5. barstten
  6. barstten
v.t.t.
  1. ben gebarsten
  2. bent gebarsten
  3. is gebarsten
  4. zijn gebarsten
  5. zijn gebarsten
  6. zijn gebarsten
v.v.t.
  1. was gebarsten
  2. was gebarsten
  3. was gebarsten
  4. waren gebarsten
  5. waren gebarsten
  6. waren gebarsten
o.t.t.t.
  1. zal barsten
  2. zult barsten
  3. zal barsten
  4. zullen barsten
  5. zullen barsten
  6. zullen barsten
o.v.t.t.
  1. zou barsten
  2. zou barsten
  3. zou barsten
  4. zouden barsten
  5. zouden barsten
  6. zouden barsten
diversen
  1. barst!
  2. barst!
  3. gebarsten
  4. barstende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

barsten [de ~] noun, plural

  1. de barsten (scheuren; sprongen)
    der Risse
  2. de barsten (krakken)
    Anreißen

Translation Matrix for barsten:

NounRelated TranslationsOther Translations
Anreißen barsten; krakken
Risse barsten; scheuren; sprongen
VerbRelated TranslationsOther Translations
aufspringen barsten; losspringen; openspringen opspringen; springen
bersten barsten; kunnen stikken; losspringen; openspringen aan stukken springen; doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doormidden hakken; in tweeën houwen; klieven; kloven; knappen; ontploffen; ploffen; springen; uit elkaar spatten; uit elkaar springen
platzen barsten; kunnen stikken; losspringen; openspringen aan stukken springen; exploderen; klappen; neerploffen; ontploffen; ploffen; springen; uit elkaar spatten; uit elkaar springen
zerspringen barsten; kunnen stikken aan stukken springen; kapot barsten; knappen; ontploffen; ploffen; springen; uit elkaar spatten; uit elkaar springen

Related Words for "barsten":


Wiktionary Translations for barsten:

barsten
verb
  1. heftig breken of uiteenspatten
barsten
Cross Translation:
FromToVia
barsten bersten; zerplatzen; platzen burst — to break from internal pressure
barsten sterben; krepieren; eingehen; verrecken; Acker crever — Mourir



German

Detailed Translations for barst from German to Dutch

bersten:

bersten verb (berste, birst, barst, barstet, geborsten)

  1. bersten (zerspringen; zerreißen; knistern; prasseln)
    knappen
    • knappen verb (knap, knapt, knapte, knapten, geknapt)
  2. bersten (platzen; zerspringen)
    barsten; kunnen stikken
  3. bersten (aufspringen; platzen)
    barsten; openspringen; losspringen
    • barsten verb (barst, barstte, barstten, gebarsten)
    • openspringen verb (spring open, springt open, sprong open, sprongen open, open gesprongen)
    • losspringen verb (spring los, springt los, sprong los, sprongen los, losgesprongen)
  4. bersten (zerspringen; platzen; explodieren)
    aan stukken springen
    • aan stukken springen verb (spring aan stukken, springt aan stukken, sprong aan stukken, aan stukken gesprongen)
  5. bersten (spleißen; streichen; durchschneiden; )
    kloven; klieven; doormidden hakken; doorklieven; doorhakken; doorhouwen; in tweeën houwen
    • kloven verb (kloof, klooft, kloofde, kloofden, gekloofd)
    • klieven verb (klief, klieft, kliefde, kliefden, gekliefd)
    • doorklieven verb (klief door, klieft door, kliefde door, kliefden door, doorgekliefd)
    • doorhakken verb (hak door, hakt door, hakte door, hakten door, doorgehakt)
    • doorhouwen verb (houw door, houwt door, houwde door, houwden door, doorgehouwd)
  6. bersten (explodieren; springen; zerspringen)
    ontploffen; uit elkaar spatten; springen; uit elkaar springen; ploffen
    • ontploffen verb (ontplof, ontploft, ontplofte, ontploften, ontploft)
    • uit elkaar spatten verb (spat uit elkaar, spatte uit elkaar, spatten uit elkaar, uit elkaar gespat)
    • springen verb (spring, springt, sprong, sprongen, gesprongen)
    • uit elkaar springen verb (spring uit elkaar, springt uit elkaar, sprong uit elkaar, sprongen uit elkaar, uit elkaar gesprongen)
    • ploffen verb (plof, ploft, plofte, ploften, geploft)

Conjugations for bersten:

Präsens
  1. berste
  2. birst
  3. birst
  4. bersten
  5. berstet
  6. bersten
Imperfekt
  1. barst
  2. barst
  3. barst
  4. barsten
  5. barstet
  6. barsten
Perfekt
  1. bin geborsten
  2. bist geborsten
  3. ist geborsten
  4. sind geborsten
  5. seid geborsten
  6. sind geborsten
1. Konjunktiv [1]
  1. berste
  2. berstest
  3. berste
  4. bersten
  5. berstet
  6. bersten
2. Konjunktiv
  1. bärste
  2. bärstest
  3. bärste
  4. bärsten
  5. bärstet
  6. bärsten
Futur 1
  1. werde bersten
  2. wirst bersten
  3. wird bersten
  4. werden bersten
  5. werdet bersten
  6. werden bersten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde bersten
  2. würdest bersten
  3. würde bersten
  4. würden bersten
  5. würdet bersten
  6. würden bersten
Diverses
  1. berst!
  2. berstet!
  3. bersten Sie!
  4. geborsten
  5. berstend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for bersten:

NounRelated TranslationsOther Translations
barsten Anreißen; Risse
kloven Gebirgsschlüchte; Klüfte; Schlünde
ploffen Explodieren; Plumpsen
springen Absprung; Hinabspringen; Runterspringen; Springen
VerbRelated TranslationsOther Translations
aan stukken springen bersten; explodieren; platzen; zerspringen
barsten aufspringen; bersten; platzen; zerspringen
doorhakken bersten; durchhauen; durchschneiden; schlagen; spalten; spleißen; splissen; streichen
doorhouwen bersten; durchhauen; durchschneiden; schlagen; spalten; spleißen; splissen; streichen
doorklieven bersten; durchhauen; durchschneiden; schlagen; spalten; spleißen; splissen; streichen
doormidden hakken bersten; durchhauen; durchschneiden; schlagen; spalten; spleißen; splissen; streichen
in tweeën houwen bersten; durchhauen; durchschneiden; schlagen; spalten; spleißen; splissen; streichen
klieven bersten; durchhauen; durchschneiden; schlagen; spalten; spleißen; splissen; streichen spleißen; splissen; zerhacken
kloven bersten; durchhauen; durchschneiden; schlagen; spalten; spleißen; splissen; streichen spleißen; splissen; zerhacken
knappen bersten; knistern; prasseln; zerreißen; zerspringen
kunnen stikken bersten; platzen; zerspringen
losspringen aufspringen; bersten; platzen
ontploffen bersten; explodieren; springen; zerspringen explodieren; platzen
openspringen aufspringen; bersten; platzen
ploffen bersten; explodieren; springen; zerspringen explodieren; hineinfallen; hinfallen; platzen; plumpsen; waten; zusammenbrechen
springen bersten; explodieren; springen; zerspringen aufspringen; einen Sprung machen; explodieren; hinabspringen; hinunterspringen; platzen; springen
uit elkaar spatten bersten; explodieren; springen; zerspringen explodieren; platzen
uit elkaar springen bersten; explodieren; springen; zerspringen explodieren; platzen

Synonyms for "bersten":


Wiktionary Translations for bersten:

bersten
  1. -
bersten
verb
  1. heftig breken of uiteenspatten
  2. onder inwendige druk uit elkaar breken

Cross Translation:
FromToVia
bersten barsten burst — to break from internal pressure