Summary
Dutch to German: more detail...
-
boogschieten:
-
Wiktionary:
boogschieten → Bogenschießen
boogschieten → Bogenschießen
-
Wiktionary:
Dutch
Detailed Translations for boogschieten from Dutch to German
boogschieten: (*Using Word and Sentence Splitter)
- boog: Bogen; Biegung; Armbrust; Wölbung; Handbögen; Handbogen; Kurve; Rundung; Krümmung; Kreuzbogen
- schieten: lösen; schießen; knallen; feuern; Schießen; Abfeuern
- bogen: Bögen; rühmen; sich mit etwas brüsten
- buigen: biegen; beugen; krümmen; verbiegen; umbiegen; krummbiegen; verbeugen; verneigen; flektieren; sich neigen; sich beugen; sich verneigen; sich verbeugen; Ehre bezeugen; sichbeugen; sich vorüberbeugen; sichverbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen; knicken; hinneigen
Wiktionary Translations for boogschieten:
boogschieten
Cross Translation:
noun
boogschieten
-
een sport waarbij pijlen worden weggeschoten naar een doel met behulp van een boog
- boogschieten → Bogenschießen
noun
-
das Schießen mit Pfeil und Bogen auf ein entfernt liegendes Ziel
Cross Translation:
| From | To | Via |
|---|---|---|
| • boogschieten | → Bogenschießen | ↔ archery — the practice |
| • boogschieten | → Bogenschießen | ↔ tir à l’arc — sport où l’on tirer une flèche sur une cible. |