Dutch
Detailed Translations for verzadigd from Dutch to German
verzadigd:
-
verzadigd (volgegeten; vol)
-
verzadigd (vol)
-
verzadigd (voldaan; tevreden; bevredigd; vergenoegd; genoeg)
zufrieden; gesättigt; glücklich; befriedigt; fröhlich-
zufrieden adj
-
gesättigt adj
-
glücklich adj
-
befriedigt adj
-
fröhlich adj
-
Translation Matrix for verzadigd:
verzadigen:
-
verzadigen (verzadigd maken)
-
verzadigen (zich de buik vol eten)
Conjugations for verzadigen:
o.t.t.
- verzadig
- verzadigt
- verzadigt
- verzadigen
- verzadigen
- verzadigen
o.v.t.
- verzadigde
- verzadigde
- verzadigde
- verzadigden
- verzadigden
- verzadigden
v.t.t.
- heb verzadigd
- hebt verzadigd
- heeft verzadigd
- hebben verzadigd
- hebben verzadigd
- hebben verzadigd
v.v.t.
- had verzadigd
- had verzadigd
- had verzadigd
- hadden verzadigd
- hadden verzadigd
- hadden verzadigd
o.t.t.t.
- zal verzadigen
- zult verzadigen
- zal verzadigen
- zullen verzadigen
- zullen verzadigen
- zullen verzadigen
o.v.t.t.
- zou verzadigen
- zou verzadigen
- zou verzadigen
- zouden verzadigen
- zouden verzadigen
- zouden verzadigen
diversen
- verzadig!
- verzadigt!
- verzadigd
- verzadigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze