Dutch
Detailed Translations for weergeven from Dutch to German
weergeven:
-
weergeven (beschrijven)
-
weergeven
-
weergeven
Conjugations for weergeven:
o.t.t.
- geef weer
- geeft weer
- geeft weer
- geven weer
- geven weer
- geven weer
o.v.t.
- gaf weer
- gaf weer
- gaf weer
- gaven weer
- gaven weer
- gaven weer
v.t.t.
- heb weergegeven
- hebt weergegeven
- heeft weergegeven
- hebben weergegeven
- hebben weergegeven
- hebben weergegeven
v.v.t.
- had weergegeven
- had weergegeven
- had weergegeven
- hadden weergegeven
- hadden weergegeven
- hadden weergegeven
o.t.t.t.
- zal weergeven
- zult weergeven
- zal weergeven
- zullen weergeven
- zullen weergeven
- zullen weergeven
o.v.t.t.
- zou weergeven
- zou weergeven
- zou weergeven
- zouden weergeven
- zouden weergeven
- zouden weergeven
diversen
- geef weer!
- geeft weer!
- weergegeven
- weergevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for weergeven:
Weergeven:
Translation Matrix for Weergeven:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Ansicht | Weergeven | aanblik; aangezicht; aanschouwing; aanzien; allure; ansicht; ansichtkaart; apperceptie; begrip; benul; buitenkant; conceptie; denkbeeld; doorzicht; dunk; gedaante; gezicht; gezichtspunt; gezindheid; idee; iemand zijn uiterlijk; interpretatie; inzicht; kijk; lezing; manier van kijken; mening; meningsuiting; mentale voorstelling; notie; observatie; oordeel; opinie; opvatting; overtuiging; panorama; perceptie; prentbriefkaart; prospect; standpunt; uiterlijk; uitzicht; vaststaande mening; vergezicht; verschijning; vertoon; visie; voorkomen; vorm; vue; waarneming; weergave; zicht; zienswijze |