Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. toneelspelen:
  2. toneelspel:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for toneelspelen from Dutch to German

toneelspelen:

toneelspelen verb (speel toneel, speelt toneel, speelde toneel, speelden toneel, toneelgespeeld)

  1. toneelspelen (doen alsof; spelen; zich aanstellen)
    spielen; tun als ob; darstellen
    • spielen verb (spiele, spielst, spielt, spielte, spieltet, gespielt)
    • tun als ob verb
    • darstellen verb (stelle dar, stellst dar, stellt dar, stellte dar, stelltet dar, dargestellt)
  2. toneelspelen (acteren)
    schauspielen; darstellen
    • darstellen verb (stelle dar, stellst dar, stellt dar, stellte dar, stelltet dar, dargestellt)
  3. toneelspelen (een rol vertolken; acteren)
    auftreten; spielen; eine Rolle spielen; darstellen
    • auftreten verb (trete auf, trittst auf, tritt auf, trat auf, tratet auf, aufgetreten)
    • spielen verb (spiele, spielst, spielt, spielte, spieltet, gespielt)
    • darstellen verb (stelle dar, stellst dar, stellt dar, stellte dar, stelltet dar, dargestellt)
  4. toneelspelen (komedie spelen; acteren; zich aanstellen)
    aktieren; darstellen; eine Rolle spielen

Conjugations for toneelspelen:

o.t.t.
  1. speel toneel
  2. speelt toneel
  3. speelt toneel
  4. spelen toneel
  5. spelen toneel
  6. spelen toneel
o.v.t.
  1. speelde toneel
  2. speelde toneel
  3. speelde toneel
  4. speelden toneel
  5. speelden toneel
  6. speelden toneel
v.t.t.
  1. heb toneelgespeeld
  2. hebt toneelgespeeld
  3. heeft toneelgespeeld
  4. hebben toneelgespeeld
  5. hebben toneelgespeeld
  6. hebben toneelgespeeld
v.v.t.
  1. had toneelgespeeld
  2. had toneelgespeeld
  3. had toneelgespeeld
  4. hadden toneelgespeeld
  5. hadden toneelgespeeld
  6. hadden toneelgespeeld
o.t.t.t.
  1. zal toneelspelen
  2. zult toneelspelen
  3. zal toneelspelen
  4. zullen toneelspelen
  5. zullen toneelspelen
  6. zullen toneelspelen
o.v.t.t.
  1. zou toneelspelen
  2. zou toneelspelen
  3. zou toneelspelen
  4. zouden toneelspelen
  5. zouden toneelspelen
  6. zouden toneelspelen
en verder
  1. ben toneelgespeeld
  2. bent toneelgespeeld
  3. is toneelgespeeld
  4. zijn toneelgespeeld
  5. zijn toneelgespeeld
  6. zijn toneelgespeeld
diversen
  1. speel toneel!
  2. speelt toneel!
  3. toneelgespeeld
  4. toneelspelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for toneelspelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aktieren acteren; komedie spelen; toneelspelen; zich aanstellen
auftreten acteren; een rol vertolken; toneelspelen figureren; fungeren; opentrappen; optreden; optreden als; optreden tegen; performen; spelen
darstellen acteren; doen alsof; een rol vertolken; komedie spelen; spelen; toneelspelen; zich aanstellen afbeelden; afschilderen; beschrijven; doen lijken; dramatiseren; duiden op; etaleren; figureren; omschrijven; portretteren; schetsen; schilderen; tekenen; tentoonstellen; tonen; uitbeelden; uitstallen; verbeelden; verpersonificeren; vertolken; wijzen op
eine Rolle spielen acteren; een rol vertolken; komedie spelen; toneelspelen; zich aanstellen
schauspielen acteren; toneelspelen
spielen acteren; doen alsof; een rol vertolken; spelen; toneelspelen; zich aanstellen dramatiseren; excelleren; fingeren; gokken; met geld spelen; onderscheiden; optreden; overtreffen; performen; schitteren; simuleren; spelen; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken; veinzen; voorwenden
tun als ob doen alsof; spelen; toneelspelen; zich aanstellen doen voorkomen

Related Words for "toneelspelen":


Wiktionary Translations for toneelspelen:


Cross Translation:
FromToVia
toneelspelen spielen act — to perform a theatrical role

toneelspelen form of toneelspel: