Dutch
Detailed Translations for uitkijken naar from Dutch to German
uitkijken naar:
-
uitkijken naar (verwachten; tegemoetzien; vooruitzien)
-
uitkijken naar (zich verheugen op)
Conjugations for uitkijken naar:
o.t.t.
- kijk uit naar
- kijkt uit naar
- kijkt uit naar
- kijken uit naar
- kijken uit naar
- kijken uit naar
o.v.t.
- keek uit naar
- keek uit naar
- keek uit naar
- keken uit naar
- keken uit naar
- keken uit naar
v.t.t.
- heb uitgekeken naar
- hebt uitgekeken naar
- heeft uitgekeken naar
- hebben uitgekeken naar
- hebben uitgekeken naar
- hebben uitgekeken naar
v.v.t.
- had uitgekeken naar
- had uitgekeken naar
- had uitgekeken naar
- hadden uitgekeken naar
- hadden uitgekeken naar
- hadden uitgekeken naar
o.t.t.t.
- zal uitkijken naar
- zult uitkijken naar
- zal uitkijken naar
- zullen uitkijken naar
- zullen uitkijken naar
- zullen uitkijken naar
o.v.t.t.
- zou uitkijken naar
- zou uitkijken naar
- zou uitkijken naar
- zouden uitkijken naar
- zouden uitkijken naar
- zouden uitkijken naar
en verder
- ben uitgekeken naar
- bent uitgekeken naar
- is uitgekeken naar
- zijn uitgekeken naar
- zijn uitgekeken naar
- zijn uitgekeken naar
diversen
- kijk uit naar!
- kijkt uit naar!
- uitgekeken naar
- uitkijkend naar
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uitkijken naar:
Wiktionary Translations for uitkijken naar:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitkijken naar | → erwarten; sich; freuen | ↔ look forward to — anticipate, expect, or wait for |