Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. wegrukken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for wegrukken from Dutch to German

wegrukken:

wegrukken verb (ruk weg, rukt weg, rukte weg, rukten weg, weggerukt)

  1. wegrukken
    wegrücken; wegreißen
    • wegrücken verb (rücke weg, rückst weg, rückt weg, rückte weg, rücktet weg, weggerückt)
    • wegreißen verb

Conjugations for wegrukken:

o.t.t.
  1. ruk weg
  2. rukt weg
  3. rukt weg
  4. rukken weg
  5. rukken weg
  6. rukken weg
o.v.t.
  1. rukte weg
  2. rukte weg
  3. rukte weg
  4. rukten weg
  5. rukten weg
  6. rukten weg
v.t.t.
  1. heb weggerukt
  2. hebt weggerukt
  3. heeft weggerukt
  4. hebben weggerukt
  5. hebben weggerukt
  6. hebben weggerukt
v.v.t.
  1. had weggerukt
  2. had weggerukt
  3. had weggerukt
  4. hadden weggerukt
  5. hadden weggerukt
  6. hadden weggerukt
o.t.t.t.
  1. zal wegrukken
  2. zult wegrukken
  3. zal wegrukken
  4. zullen wegrukken
  5. zullen wegrukken
  6. zullen wegrukken
o.v.t.t.
  1. zou wegrukken
  2. zou wegrukken
  3. zou wegrukken
  4. zouden wegrukken
  5. zouden wegrukken
  6. zouden wegrukken
diversen
  1. ruk weg!
  2. rukt weg!
  3. weggerukt
  4. wegrukkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for wegrukken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
wegreißen wegrukken afbreken; ergens uitscheuren; iets afbreken; kapot scheuren; losrukken; losscheuren; lostrekken; ruineren; scheiden; slopen; splitsen; uit elkaar halen; uiteenhalen; vernielen; vernietigen; verscheuren; verwoesten
wegrücken wegrukken

Wiktionary Translations for wegrukken:


Cross Translation:
FromToVia
wegrukken mähen; abmähen fauchercouper à la faux ou à la machine.