Zeug: translate Dutch

Remove Ads

Summary

Dutch to German: more detail...

zeug:
- Säue; Sau; Mutterschwein
Wiktionary:
- zeug → Sau, Mutterschwein
- zeug → Sau, Mutterschwein

German to Dutch: more detail...

Zeug:
- dingen; spullen; zaakjes; zaken; goedje; waar; materiaal; spul; goed; artikel; voorwerp; item; ding; object; zaak; kleren; gewaad; tenue; broeden; gebroed; kledingmateriaal; bocht; kromming; draai; kromte; junk; rommel; prullaria
Wiktionary:
- Zeug → gereedschap, outillage, gerei, stof, weefsel

Dutch

Detailed Translations for zeug from Dutch to German

zeug:

zeug [de ~ (v)] noun

de zeug (zeugen)
die Säue; die Sau; Mutterschwein
- Säue [die ~] noun
- Sau [die ~] noun
- Mutterschwein [das ~] noun

Translation Matrix for zeug:

Noun	Related Translations	Other Translations
Mutterschwein	zeug; zeugen
Sau	zeug; zeugen	big; jong varken; smeerlap; varken; viezerik; vuilbek; zwijn
Säue	zeug; zeugen	schoften; smeerlappen; varkens; viezeriken; viezerikken; zwijnen

Related Words for "zeug":

zeugen

Wiktionary Translations for zeug:

zeug

noun

vrouwelijk varken
- zeug → Sau; Mutterschwein

Cross Translation:

From	To	Via
• zeug	→ Sau; Mutterschwein	↔ sow — female pig
• zeug	→ Sau	↔ coche — vx\|fr truie, femelle du cochon.
• zeug	→ Sau; Mutterschwein	↔ truie — femelle du porc.

German

Detailed Translations for zeug from German to Dutch

Zeug:

Zeug [das ~] noun

Zeug (Sachen; Dinge; Dinger; Güter; Besitztümer; Inventar)
de dingen; de spullen; de zaakjes; de zaken; het goedje; de waar
- dingen [de ~] noun, plural
- spullen [de ~] noun, plural
- zaakjes [de ~] noun, plural
- zaken [de ~] noun, plural
- goedje [het ~] noun
- waar [de ~] noun
Zeug
het materiaal; het spul; het goedje
- materiaal [het ~] noun
- spul [het ~] noun
- goedje [het ~] noun
Zeug (Gegenstand; Artikel; Ding; Objekt; Sache; Ware; Gerät; Gegenstände; Sachen)
het goed; het artikel; het voorwerp; het item; het ding; het object; de zaak
- goed [het ~] noun
- artikel [het ~] noun
- voorwerp [het ~] noun
- item [het ~] noun
- ding [het ~] noun
- object [het ~] noun
- zaak [de ~] noun
Zeug (Kleider; Kleidung; Ausstattung; Ausstaffierung; Bekleidung)
de kleren; het gewaad; de tenue
- kleren [de ~] noun, plural
- gewaad [het ~] noun
- tenue [de ~] noun
Zeug (Brut; Pack; Gesindel; Sippschaft; Kanaille; Plebs; Pöbel; Gelichter; Lumpengesindel)
broeden; het gebroed
- broeden [znw.] noun
- gebroed [het ~] noun
Zeug (Kleider; Kleidung)
de kleren; het goed
- kleren [de ~] noun, plural
- goed [het ~] noun
Zeug (Stoff)
het goed; het kledingmateriaal
- goed [het ~] noun
- kledingmateriaal [het ~] noun
Zeug (Krümmung; Windung; Wölbung; Suppe; Krümme)
de bocht; de kromming; de draai; de kromte
- bocht [de ~] noun
- kromming [de ~ (v)] noun
- draai [de ~ (m)] noun
- kromte [de ~ (v)] noun
Zeug (Krimskrams; Kram; Krempel; Schund; wertloses Zeug)
de junk; de rommel; de prullaria
- junk [de ~ (m)] noun
- rommel [de ~ (m)] noun
- prullaria [de ~] noun, plural

Translation Matrix for Zeug:

Noun	Related Translations	Other Translations
artikel	Artikel; Ding; Gegenstand; Gegenstände; Gerät; Objekt; Sache; Sachen; Ware; Zeug	Artikel; Artikel eines Gesetzes; Bedingung; Klausel; Publikation; Veröffentlichung
bocht	Krümme; Krümmung; Suppe; Windung; Wölbung; Zeug	Bogen; Kram; Krümmung; Kurve; Rommel; Rundung; Schund; Schweinerei; Wölbung
broeden	Brut; Gelichter; Gesindel; Kanaille; Lumpengesindel; Pack; Plebs; Pöbel; Sippschaft; Zeug
ding	Artikel; Ding; Gegenstand; Gegenstände; Gerät; Objekt; Sache; Sachen; Ware; Zeug
dingen	Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Inventar; Sachen; Zeug
draai	Krümme; Krümmung; Suppe; Windung; Wölbung; Zeug	Bogen; Drehung; Krümmung; Kurve; Rotation; Rundung; Schlaufenbogen; Schlinge; Umdrehung; Verdrehung; Verschlingung; Wölbung
gebroed	Brut; Gelichter; Gesindel; Kanaille; Lumpengesindel; Pack; Plebs; Pöbel; Sippschaft; Zeug	Ausschuß; Brut; Gesindel; Gezücht; Jungen; Lumpengesindel; Mob; Nachkommen; Nachkommenschaft; Nachwelt; Pöbel; Schund; Sprößlinge; Zucht; junge Tieren
gewaad	Ausstaffierung; Ausstattung; Bekleidung; Kleider; Kleidung; Zeug	Kleid
goed	Artikel; Ding; Gegenstand; Gegenstände; Gerät; Kleider; Kleidung; Objekt; Sache; Sachen; Stoff; Ware; Zeug	Kleider; Kleidung; Wäsche
goedje	Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Inventar; Sachen; Zeug
item	Artikel; Ding; Gegenstand; Gegenstände; Gerät; Objekt; Sache; Sachen; Ware; Zeug	Artikel; Element; Outlook-Element
junk	Kram; Krempel; Krimskrams; Schund; Zeug; wertloses Zeug	Drogensüchtige
kledingmateriaal	Stoff; Zeug
kleren	Ausstaffierung; Ausstattung; Bekleidung; Kleider; Kleidung; Zeug	Bekleidung; Kleider; Kleidung
kromming	Krümme; Krümmung; Suppe; Windung; Wölbung; Zeug	Beugung; Biegung; Bogen; Drehung; Krümmung; Kurve; Rundung; Wölbung
kromte	Krümme; Krümmung; Suppe; Windung; Wölbung; Zeug
materiaal	Zeug	Benötigte; Erforderliche; Grundmaterial; Grundstoff; Material; Rohstoff
object	Artikel; Ding; Gegenstand; Gegenstände; Gerät; Objekt; Sache; Sachen; Ware; Zeug	Objekt
prullaria	Kram; Krempel; Krimskrams; Schund; Zeug; wertloses Zeug	Kitsch; Kram; Schnickschnack; Schund; wertlose Zeuge
rommel	Kram; Krempel; Krimskrams; Schund; Zeug; wertloses Zeug	Abfall; Chaos; Durcheinander; Müll; Pfuscherei; Rummel; Sauwirtschaft; Schmiererei; Schutthaufen; Sudelei; Trümmerhaufen; Wirrwarr
spul	Zeug
spullen	Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Inventar; Sachen; Zeug
tenue	Ausstaffierung; Ausstattung; Bekleidung; Kleider; Kleidung; Zeug	Anzug; Bekleidung; Kleid; Kleider; Kleidung; Kostüm; Smoking; Uniform
voorwerp	Artikel; Ding; Gegenstand; Gegenstände; Gerät; Objekt; Sache; Sachen; Ware; Zeug
waar	Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Inventar; Sachen; Zeug	Artikel; Güter; Handelsware; Kaufware; Ware
zaak	Artikel; Ding; Gegenstand; Gegenstände; Gerät; Objekt; Sache; Sachen; Ware; Zeug	Affäre; Angelegenheit; Betrieb; Firma; Frage; Geschäft; Geschäfte; Geschäftsbetrieb; Handel; Handelsbetrieb; Handelsgeschäft; Handelsunternehmen; Holding; Holdinggesellschaft; Laden; Sache; Transaktion; Unternehmen
zaakjes	Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Inventar; Sachen; Zeug
zaken	Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Inventar; Sachen; Zeug	Angelegenehiten; Geschäfte
Verb	Related Translations	Other Translations
broeden		ausbrüten; brüten; warmhalten
dingen		feilschen; handeln; unterhandeln
Adjective	Related Translations	Other Translations
goed		akkurat; einwandfrei; genau; gewissenhaft; gründlich; gut; haargenau; korrekt; minuziös; peinlich genau; richtig; tadellos
waar		das stimmt; echt; ehrlich; genau; prezies; richtig; wahr; wahrhaftig; wirklich
Other	Related Translations	Other Translations
waar		wo

Synonyms for "Zeug":

Dinge; Gedöns; Gimmick; Pipapo; Sachen; Utensilien
Anziehsachen; Bekleidung; Garderobe; Gewand; Klamotten; Kleider; Kleidung; Kluft; Outfit; Sachen; Textilien; Textilware
Geraffel; Gerümpel; Gesumsel; Graffel; Grusch; Kladderadatsch; Klimbim; Klumpert; Klüngel; Kram; Kramuri; Krempel; Krimskrams; Krusch; Mist; Müll; Nippes; Plunder; Ramsch; Sammelsurium; Trödel; Zinnober; nicht lebendes Objekt; unbelebtes Objekt

Wiktionary Translations for Zeug:

Cross Translation:

From	To	Via
• Zeug	→ gereedschap; outillage; gerei	↔ matériel — ensemble des objets de toute nature qui sont employés à quelque service public, par opposition à personnel, qui s’entend de toutes les personnes attachées à ce même service. Ensemble des matériaux et des outils nécessaires à une fabrication, une [[concep
• Zeug	→ stof; weefsel	↔ étoffe — textile\|fr tissu de soie, de laine, de coton, etc., dont on faire des habits, dont on recouvre des meubles, etc.

Related Translations for zeug

Remove Ads

Dutch and German Translation Search Results for zeug

Detailed Translations for zeug from Dutch to German

zeug:

zeug [de ~ (v)] noun

de zeug (zeugen)

Translation Matrix for zeug:

Related Words for "zeug":

Wiktionary Translations for zeug:

Detailed Translations for zeug from German to Dutch

Zeug:

Zeug [das ~] noun

Zeug (Sachen; Dinge; Dinger; Güter; Besitztümer; Inventar)

Zeug

Zeug (Gegenstand; Artikel; Ding; Objekt; Sache; Ware; Gerät; Gegenstände; Sachen)

Zeug (Kleider; Kleidung; Ausstattung; Ausstaffierung; Bekleidung)

Zeug (Brut; Pack; Gesindel; Sippschaft; Kanaille; Plebs; Pöbel; Gelichter; Lumpengesindel)

Zeug (Kleider; Kleidung)

Zeug (Stoff)

Zeug (Krümmung; Windung; Wölbung; Suppe; Krümme)

Zeug (Krimskrams; Kram; Krempel; Schund; wertloses Zeug)

Translation Matrix for Zeug:

Synonyms for "Zeug":

Wiktionary Translations for Zeug:

Related Translations for zeug