Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. achterlopen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for achterlopen from Dutch to German

achterlopen:

achterlopen verb (loop achter, loopt achter, liep achter, liepen achter, achtergelopen)

  1. achterlopen
    nachgehen
    • nachgehen verb (geh nach, gehst nach, geht nach, ging nach, gingt nach, nachgegangen)

Conjugations for achterlopen:

o.t.t.
  1. loop achter
  2. loopt achter
  3. loopt achter
  4. lopen achter
  5. lopen achter
  6. lopen achter
o.v.t.
  1. liep achter
  2. liep achter
  3. liep achter
  4. liepen achter
  5. liepen achter
  6. liepen achter
v.t.t.
  1. heb achtergelopen
  2. hebt achtergelopen
  3. heeft achtergelopen
  4. hebben achtergelopen
  5. hebben achtergelopen
  6. hebben achtergelopen
v.v.t.
  1. had achtergelopen
  2. had achtergelopen
  3. had achtergelopen
  4. hadden achtergelopen
  5. hadden achtergelopen
  6. hadden achtergelopen
o.t.t.t.
  1. zal achterlopen
  2. zult achterlopen
  3. zal achterlopen
  4. zullen achterlopen
  5. zullen achterlopen
  6. zullen achterlopen
o.v.t.t.
  1. zou achterlopen
  2. zou achterlopen
  3. zou achterlopen
  4. zouden achterlopen
  5. zouden achterlopen
  6. zouden achterlopen
diversen
  1. loop achter!
  2. loopt achter!
  3. achtergelopen
  4. achterlopende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for achterlopen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
nachgehen achterlopen achternazitten; achtervolgen; bespieden; checken; nagaan; natrekken; nazitten; onderzoeken; speuren; verifiëren; verspieden; volgen; vorsen

Wiktionary Translations for achterlopen:

achterlopen
verb
  1. een vroegere tijd aangeven dan de juiste

Cross Translation:
FromToVia
achterlopen Pendelmutter; Rückerhebel retard — retard d’une pendule
achterlopen verspäten; spät tarder — Arriver tard ; être lent à venir.