Dutch

Detailed Translations for houder from Dutch to German

houder:

houder [de ~ (m)] noun

  1. de houder (eigenaar; bezitter; drager)
    der Besitzer; der Eigentümer; der Inhaber; die Besitzerin; der Eigentümerin; der Lizenzinhaber; die Inhaberin
  2. de houder (penhouder)
    der Halter; der Federhalter
  3. de houder (pennenhouder; etui)
    der Federhalter
  4. de houder

Translation Matrix for houder:

NounRelated TranslationsOther Translations
Besitzer bezitter; drager; eigenaar; houder eigenaar; handhaver
Besitzerin bezitter; drager; eigenaar; houder bezitster; eigenares; vrouwelijke eigenaar
Eigentümer bezitter; drager; eigenaar; houder
Eigentümerin bezitter; drager; eigenaar; houder bezitster; eigenares; vrouwelijke eigenaar
Federhalter etui; houder; penhouder; pennenhouder kroontjespen
Halter houder; penhouder hanger; kleerhanger; klerenhanger; knaapje; licentiehouder; vergunninghouder
Inhaber bezitter; drager; eigenaar; houder licentiehouder; toonder; vergunninghouder
Inhaberin bezitter; drager; eigenaar; houder bezitster; eigenares; vrouwelijke eigenaar
Lizenzinhaber bezitter; drager; eigenaar; houder licentiehouder; vergunninghouder
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
Basisstation houder
Dockingstation houder basisstation

Related Words for "houder":

  • houders, houdertje, houdertjes

Related Translations for houder