Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. voorlezen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for voorlezen from Dutch to German

voorlezen:

voorlezen verb (lees voor, leest voor, las voor, lazen voor, voorgelezen)

  1. voorlezen
    vorlesen
    • vorlesen verb (lese vor, liest vor, lies vor, las vor, laset vor, vorgelesen)

Conjugations for voorlezen:

o.t.t.
  1. lees voor
  2. leest voor
  3. leest voor
  4. lezen voor
  5. lezen voor
  6. lezen voor
o.v.t.
  1. las voor
  2. las voor
  3. las voor
  4. lazen voor
  5. lazen voor
  6. lazen voor
v.t.t.
  1. heb voorgelezen
  2. hebt voorgelezen
  3. heeft voorgelezen
  4. hebben voorgelezen
  5. hebben voorgelezen
  6. hebben voorgelezen
v.v.t.
  1. had voorgelezen
  2. had voorgelezen
  3. had voorgelezen
  4. hadden voorgelezen
  5. hadden voorgelezen
  6. hadden voorgelezen
o.t.t.t.
  1. zal voorlezen
  2. zult voorlezen
  3. zal voorlezen
  4. zullen voorlezen
  5. zullen voorlezen
  6. zullen voorlezen
o.v.t.t.
  1. zou voorlezen
  2. zou voorlezen
  3. zou voorlezen
  4. zouden voorlezen
  5. zouden voorlezen
  6. zouden voorlezen
diversen
  1. lees voor!
  2. leest voor!
  3. voorgelezen
  4. voorlezend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for voorlezen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
vorlesen voorlezen

Wiktionary Translations for voorlezen:


Cross Translation:
FromToVia
voorlezen vorlesen read — speak aloud words or other information that is written

External Machine Translations: