Dutch
Detailed Translations for fouilleren from Dutch to German
fouilleren:
-
fouilleren (visiteren)
Conjugations for fouilleren:
o.t.t.
- fouilleer
- fouilleert
- fouilleert
- fouilleren
- fouilleren
- fouilleren
o.v.t.
- fouilleerde
- fouilleerde
- fouilleerde
- fouilleerden
- fouilleerden
- fouilleerden
v.t.t.
- heb gefouilleerd
- hebt gefouilleerd
- heeft gefouilleerd
- hebben gefouilleerd
- hebben gefouilleerd
- hebben gefouilleerd
v.v.t.
- had gefouilleerd
- had gefouilleerd
- had gefouilleerd
- hadden gefouilleerd
- hadden gefouilleerd
- hadden gefouilleerd
o.t.t.t.
- zal fouilleren
- zult fouilleren
- zal fouilleren
- zullen fouilleren
- zullen fouilleren
- zullen fouilleren
o.v.t.t.
- zou fouilleren
- zou fouilleren
- zou fouilleren
- zouden fouilleren
- zouden fouilleren
- zouden fouilleren
en verder
- ben gefouilleerd
- bent gefouilleerd
- is gefouilleerd
- zijn gefouilleerd
- zijn gefouilleerd
- zijn gefouilleerd
diversen
- fouilleer!
- fouilleert!
- gefouilleerd
- fouillerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
fouilleren
die Durchsuchung
Translation Matrix for fouilleren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Durchsuchung | fouilleren | doorzoeking; fouillering; huiszoeking |
Verb | Related Translations | Other Translations |
durchsuchen | fouilleren; visiteren | bladeren; browsen; doorzoeken; rondwroeten; snuffelen; zoeken |
visitieren | fouilleren; visiteren |
Wiktionary Translations for fouilleren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• fouilleren | → filzen | ↔ frisk — search somebody by feeling their clothes |