Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. lenigheid:
  2. lenig:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for lenigheid from Dutch to German

lenigheid:

lenigheid [de ~ (v)] noun

  1. de lenigheid (soepelheid; souplesse)
    die Wendigkeit; die Flexibilität; die Biegsamkeit

Translation Matrix for lenigheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
Biegsamkeit lenigheid; soepelheid; souplesse buigbaarheid; buigzaamheid; flexibiliteit; meegaandheid; soepelheid; volgzaamheid
Flexibilität lenigheid; soepelheid; souplesse buigzaamheid; flexibiliteit; soepelheid
Wendigkeit lenigheid; soepelheid; souplesse beweeglijkheid; buigzaamheid; flexibiliteit; meegaandheid; ongedurigheid; soepelheid; volgzaamheid; wendbaarheid

Related Words for "lenigheid":


Wiktionary Translations for lenigheid:


Cross Translation:
FromToVia
lenigheid Flexibilität flexibilitéqualité de ce qui est flexible, qui peut physiquement plier.

lenig:

lenig adj

  1. lenig (soepel)

Translation Matrix for lenig:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
gelenkig lenig; soepel buigbaar; energiek; flexibel; kneedbaar; krachtig; soepel; vol energie; vormbaar

Related Words for "lenig":

  • lenigheid, leniger, lenigere, lenigst, lenigste, lenige

Wiktionary Translations for lenig:


Cross Translation:
FromToVia
lenig wendig; agil; behände agile — having the faculty of quick motion in the limbs
lenig behende; gewandt agile — Qui a des facilités pour agir ou se mouvoir. Qui est dispos, léger, souple.
lenig gefügig; geschmeidig; elastisch; federnd; dehnbar souple — Qui est flexible, qui se plier aisément sans se rompre, sans s’abîmer.