Dutch
Detailed Translations for scheuring from Dutch to German
scheuring:
-
de scheuring (ruptuur)
-
de scheuring (geloofsafscheiding; afscheiding; schisma)
-
de scheuring (tweedracht; verdeeldheid; disharmonie; vete; schisma; conflict; onenigheid; tweespalt; twist; tweestrijd)
die Zwietracht; die Zwiespältigkeit; der Zwiespalt; die Uneinigkeit; die Zwieträchte; die Zwiedracht
Translation Matrix for scheuring:
Related Words for "scheuring":
German
Detailed Translations for scheuring from German to Dutch
scheuring: (*Using Word and Sentence Splitter)
- scheu: bang; angstig; verschrikt; bevreesd; in angst; vreesachtig; verlegen; schuchter; timide; bedeesd; bleu; beschroomd; schroomvallig; schuw; kopschuw
- Ring: ring; soort sieraad; rondje; cirkel; kring; circus; kringel; kringvormig; krans; kransje; cirkelvorm; kralenkrans
- Scheu: bevreesdheid; schroom; beschroomdheid; verlegenheid; gêne; geslotenheid; schuwheid; bedeesdheid; timiditeit; huiverigheid; gegeneerdheid