Summary


Dutch

Detailed Translations for schuif from Dutch to German

schuif:

schuif [de ~] noun

  1. de schuif (verschuifbare sluiting; grendel; tong; schoot)
    der Riegel
  2. de schuif (sluitinrichting voor deur of raam; grendel; knip)
    Schloß; der Riegel

Translation Matrix for schuif:

NounRelated TranslationsOther Translations
Riegel grendel; knip; schoot; schuif; sluitinrichting voor deur of raam; tong; verschuifbare sluiting chocolade; chocoladereep; pastille; plak; reep; reep chocolade; staaf; tablet
Schloß grendel; knip; schuif; sluitinrichting voor deur of raam citadel; deurslot; kasteel; ridderkasteel; ridderslot; slot

Related Words for "schuif":


Wiktionary Translations for schuif:


Cross Translation:
FromToVia
schuif Schublade drawer — open-topped box in a cabinet used for storing
schuif Klappe abattantchâssis de fenêtre ou volet basculant sur un axe horizontal.

schuif-:

schuif- adj

  1. schuif-

Translation Matrix for schuif-:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
Schiebe- schuif-

schuiven:

schuiven verb (schuif, schuift, schoof, schoven, geschoven)

  1. schuiven (voortschuiven)
    schieben; weiterschieben
  2. schuiven

Conjugations for schuiven:

o.t.t.
  1. schuif
  2. schuift
  3. schuift
  4. schuiven
  5. schuiven
  6. schuiven
o.v.t.
  1. schoof
  2. schoof
  3. schoof
  4. schoven
  5. schoven
  6. schoven
v.t.t.
  1. heb geschoven
  2. hebt geschoven
  3. heeft geschoven
  4. hebben geschoven
  5. hebben geschoven
  6. hebben geschoven
v.v.t.
  1. had geschoven
  2. had geschoven
  3. had geschoven
  4. hadden geschoven
  5. hadden geschoven
  6. hadden geschoven
o.t.t.t.
  1. zal schuiven
  2. zult schuiven
  3. zal schuiven
  4. zullen schuiven
  5. zullen schuiven
  6. zullen schuiven
o.v.t.t.
  1. zou schuiven
  2. zou schuiven
  3. zou schuiven
  4. zouden schuiven
  5. zouden schuiven
  6. zouden schuiven
en verder
  1. ben geschoven
  2. bent geschoven
  3. is geschoven
  4. zijn geschoven
  5. zijn geschoven
  6. zijn geschoven
diversen
  1. schuif!
  2. schuift!
  3. geschoven
  4. schuivend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for schuiven:

VerbRelated TranslationsOther Translations
Bildlauf durchführen schuiven
schieben schuiven; voortschuiven aanduwen; dringen; duwen; een por geven; een prestatie leveren; functioneren; karren; knorren; knorrend geluid maken; kruien; porren; presteren; stoten; zwart verhandelen
weiterschieben schuiven; voortschuiven

Related Words for "schuiven":


Related Definitions for "schuiven":

  1. dicht langs een oppervlak bewegen1
    • schuif eens opzij1
  2. verplaatsen door te duwen1
    • ik schoof de stoel bij het raam1

Wiktionary Translations for schuiven:

schuiven
verb
  1. over de grond verplaatsen

Cross Translation:
FromToVia
schuiven gleiten slide — to cause to move in contact with a surface
schuiven schieben; füllen; stopfen; einrücken; stecken; einsetzen; inserieren; hineintun; hineinlegen; hineinstecken fourrerintroduire, faire entrer, placer en quelque endroit, mettre parmi d’autres choses.
schuiven gleiten; glitschen; rutschen glisser — Se mettre en mouvement, comme couler sur une surface lisse ou le long d’un autre corps.