Dutch
Detailed Translations for guts from Dutch to German
gutsen:
Conjugations for gutsen:
o.t.t.
- gutst
- gutsen
o.v.t.
- gutste
- gutsten
v.t.t.
- heeft gegutst
- hebben gegutst
v.v.t.
- had gegutst
- hadden gegutst
o.t.t.t.
- zal gutsen
- zullen gutsen
o.v.t.t.
- zou gutsen
- zouden gutsen
en verder
- is gegutst
- zijn gegutst
diversen
- guts!
- gutst!
- gegutst
- gutsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for gutsen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Triefen | gutsen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
in Strömen nierderstürzen | gulpen; gutsen; in stromen neerstorten | |
strömen | gulpen; gutsen; in stromen neerstorten | gieten; golven; golvend bewegen; in stralen lopen; lopen; plenzen; stortregenen; stromen; vloeien |
triefen | gulpen; gutsen; in stromen neerstorten | afdruipen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; in straaltjes afdruipen; sijpelen; uitdruppelen |
Wiktionary Translations for guts:
guts
noun
-
een gootvormige steekbeitel voor houtbewerking
- guts → Holzmeissel