Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. nar:
  2. Wiktionary:
German to Dutch:   more detail...
  1. n-är:


Dutch

Detailed Translations for nar from Dutch to German

nar:

nar [de ~ (m)] noun

  1. de nar (kwibus; hansworst; gek; kwast; zot)
    der Kauz; der Verrückte; der Narr
  2. de nar (hofnar)
    der Narr am Hoff; der Pinsel; der Hanswurst; der Tor; der Klunker; der Quast; der Ast; der Verrückte; der Geck; der Stutzer; der Alberne; der Irrsinnige; der Lackaffe; der Knorren

Translation Matrix for nar:

NounRelated TranslationsOther Translations
Alberne hofnar; nar
Ast hofnar; nar boomtak; ent; tak
Geck hofnar; nar achterlijke; debiel; dommerik; dwaas; fatje; flapdrol; gek; heertje; idioot; imbeciel; mafkees; mafketel; mafkikker; mallerd; malloot; onbenul; onnozelaar; onnozele kerel; pias; simpele ziel; waanzinnige; zot; zottin
Hanswurst hofnar; nar achterlijke; dommerik; dwaas; gek; idioot; mallerd; malloot; onbenul; onnozelaar; onnozele kerel; pias; simpele ziel; zot; zottin
Irrsinnige hofnar; nar achterlijke; debiel; dolleman; dommerik; dwaas; flapdrol; geesteszieke; gek; geschifte; gestoorde; idioot; imbeciel; krankzinnige; mafkees; mafketel; mafkikker; mallerd; malloot; onbenul; onnozelaar; onnozele kerel; pias; razende; simpele ziel; waanzinnige; zot; zottin; zwakzinnige
Kauz gek; hansworst; kwast; kwibus; nar; zot boomuil; snuiter; steenuil
Klunker hofnar; nar
Knorren hofnar; nar knobbel; knoest; kwast
Lackaffe hofnar; nar
Narr gek; hansworst; kwast; kwibus; nar; zot achterlijke; dommerik; dwaas; gek; idioot; imbeciel; kwasten; kwibussen; mallerd; malloot; onbenul; onnozelaar; onnozele kerel; pias; simpele ziel; zot; zottin
Narr am Hoff hofnar; nar
Pinsel hofnar; nar penseel; schilderskwast; verfkwast; verfkwasten
Quast hofnar; nar
Stutzer hofnar; nar boomknoesten; dandies; fatje; fatten; heertje; iem. die snoeit; knoesten; kwasten; kwibussen; snoeier
Tor hofnar; nar achterlijke; doelpunt; doeltrap; dolleman; dommerik; dwaas; geesteszieke; gek; goal; grote deur; idioot; imbeciel; krankzinnige; mallerd; malloot; onbenul; onnozelaar; onnozele kerel; pias; poort; simpele ziel; toegangspoort; treffer; waanzinnige; zot; zottin
Verrückte gek; hansworst; hofnar; kwast; kwibus; nar; zot achterlijke; debiel; dolleman; dommerik; dwaas; flapdrol; geesteszieke; gek; geschifte; gestoorde; idioot; imbeciel; krankzinnige; mafkees; mafketel; mafkikker; mallerd; malloot; onbenul; onnozelaar; onnozele kerel; pias; razende; simpele ziel; waanzinnige; zot; zottin; zwakzinnige

Related Words for "nar":


Wiktionary Translations for nar:

nar
noun
  1. ein Gaukler und Spaßmacher im Mittelalter bei Hofe

Cross Translation:
FromToVia
nar Narr; Hofnarr jester — person in a mediaeval royal court
nar Narr bouffon — (histoire) Personnage dont la fonction était d’amuser la cour des nobles.



German

Detailed Translations for nar from German to Dutch

n-är:

n-är adj

  1. n-är
    n-ary

Translation Matrix for n-är:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
n-ary n-är