Summary
Dutch to German: more detail...
- gebonden:
- binden:
-
Wiktionary:
- gebonden → legato, gebunden, dicht, gedrängt, geschlossen, undurchdringlich
- binden → binden
- binden → konnektieren, verbinden, binden, anbrennen, befestigen, festsetzen, fixieren, anschließen, knoten, verknüpfen, einbinden, einschließen, spannen, klemmen, pressen, zwängen, zusammendrücken, kondensieren, komprimieren
Dutch
Detailed Translations for gebonden from Dutch to German
gebonden:
-
gebonden (niet vrij)
gezwungen; verbindlich; verpflichtet; obligatorisch; unfrei-
gezwungen adj
-
verbindlich adj
-
verpflichtet adj
-
obligatorisch adj
-
unfrei adj
-
-
gebonden
Translation Matrix for gebonden:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
gebunden | gebonden | onvrij; smeuig |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
gezwungen | gebonden; niet vrij | dwangmatig; gedwongen; geforceerd; gemaakt; gemaakte gevoelens; obligaat; obligatoir; onnatuurlijk; onvrij; onvrijwillig; vereist; verplicht |
obligatorisch | gebonden; niet vrij | obligaat; obligatoir; reglementair; vereist; verplicht |
unfrei | gebonden; niet vrij | onvrij |
verbindlich | gebonden; niet vrij | obligaat; obligatoir; reglementair; vereist; verplicht; verplicht zijn aan; verplichtend |
verpflichtet | gebonden; niet vrij | gedwongen; geforceerd; obligaat; obligatoir; onvrijwillig; reglementair; vereist; verplicht |
Related Words for "gebonden":
binden:
-
binden (boekbinden; inbinden)
-
binden (knevelen; vastbinden; strikken; vastmaken; knopen)
-
binden (ketenen; boeien; kluisteren)
Conjugations for binden:
o.t.t.
- bind
- bindt
- bindt
- binden
- binden
- binden
o.v.t.
- bond
- bond
- bond
- bonden
- bonden
- bonden
v.t.t.
- heb gebonden
- hebt gebonden
- heeft gebonden
- hebben gebonden
- hebben gebonden
- hebben gebonden
v.v.t.
- had gebonden
- had gebonden
- had gebonden
- hadden gebonden
- hadden gebonden
- hadden gebonden
o.t.t.t.
- zal binden
- zult binden
- zal binden
- zullen binden
- zullen binden
- zullen binden
o.v.t.t.
- zou binden
- zou binden
- zou binden
- zouden binden
- zouden binden
- zouden binden
diversen
- bind!
- bindt!
- gebonden
- bindend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for binden:
Related Definitions for "binden":
Wiktionary Translations for binden:
binden
Cross Translation:
verb
-
vastmaken (evt. figuurlijk)
- binden → binden
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• binden | → konnektieren; verbinden | ↔ bind — transitive connect |
• binden | → binden | ↔ tie — to attach or fasten with string |
• binden | → anbrennen; befestigen; festsetzen; fixieren; binden; verbinden; anschließen | ↔ attacher — fixer une chose à une autre, en sorte qu’elle y tenir. |
• binden | → knoten; binden; verbinden | ↔ nouer — lier au moyen d’un nœud, d'un lien. |
• binden | → binden; verbinden; verknüpfen; einbinden | ↔ relier — lier de nouveau, refaire le nœud qui liait et qui est défaire. |
• binden | → einschließen; spannen; klemmen; pressen; zwängen; zusammendrücken; kondensieren; komprimieren | ↔ serrer — Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général). |