Dutch

Detailed Translations for stempelen from Dutch to German

stempelen:

stempelen verb (stempel, stempelt, stempelde, stempelden, gestempeld)

  1. stempelen (afstempelen; stempel opdrukken)
    stempeln; abstempeln; prägen
    • stempeln verb (stempele, stempelst, stempelt, stempelte, stempeltet, gestempelt)
    • abstempeln verb (stempele ab, stempelst ab, stempelt ab, stempelte ab, stempeltet ab, abgestempelt)
    • prägen verb (präge, prägst, prägt, prägte, prägtet, geprägt)
  2. stempelen (stempel zetten)
    stempeln; abstempeln
    • stempeln verb (stempele, stempelst, stempelt, stempelte, stempeltet, gestempelt)
    • abstempeln verb (stempele ab, stempelst ab, stempelt ab, stempelte ab, stempeltet ab, abgestempelt)
  3. stempelen (uitkering krijgen; steun trekken)

Conjugations for stempelen:

o.t.t.
  1. stempel
  2. stempelt
  3. stempelt
  4. stempelen
  5. stempelen
  6. stempelen
o.v.t.
  1. stempelde
  2. stempelde
  3. stempelde
  4. stempelden
  5. stempelden
  6. stempelden
v.t.t.
  1. heb gestempeld
  2. hebt gestempeld
  3. heeft gestempeld
  4. hebben gestempeld
  5. hebben gestempeld
  6. hebben gestempeld
v.v.t.
  1. had gestempeld
  2. had gestempeld
  3. had gestempeld
  4. hadden gestempeld
  5. hadden gestempeld
  6. hadden gestempeld
o.t.t.t.
  1. zal stempelen
  2. zult stempelen
  3. zal stempelen
  4. zullen stempelen
  5. zullen stempelen
  6. zullen stempelen
o.v.t.t.
  1. zou stempelen
  2. zou stempelen
  3. zou stempelen
  4. zouden stempelen
  5. zouden stempelen
  6. zouden stempelen
en verder
  1. ben gestempeld
  2. bent gestempeld
  3. is gestempeld
  4. zijn gestempeld
  5. zijn gestempeld
  6. zijn gestempeld
diversen
  1. stempel!
  2. stempelt!
  3. gestempeld
  4. stempelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

stempelen [znw.] noun

  1. stempelen (afstempelen)
    Stempeln; Abstempeln

Translation Matrix for stempelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Abstempeln afstempelen; stempelen; stempeling
Stempeln afstempelen; stempelen; stempeling inktstempel; stempel; zegel
VerbRelated TranslationsOther Translations
abstempeln afstempelen; stempel opdrukken; stempel zetten; stempelen
prägen afstempelen; stempel opdrukken; stempelen munten
stempeln afstempelen; stempel opdrukken; stempel zetten; stempelen keurmerken; stempel drukken op; werkeloos zijn
stempeln gehen stempelen; steun trekken; uitkering krijgen

Related Words for "stempelen":


Wiktionary Translations for stempelen:

stempelen
Cross Translation:
FromToVia
stempelen abstempeln estampillermarquer avec une estampille.

stempel:

stempel [de ~ (m)] noun

  1. de stempel (inktstempel; zegel)
    der Stempel; Gepräge; Siegel; Amtssiegel; der Stempelbogen; die Marke; der Garantieschein; Stempeln; Lacksiegel; die Klebemarke

Translation Matrix for stempel:

NounRelated TranslationsOther Translations
Amtssiegel inktstempel; stempel; zegel ijkmerken; keurmerken; lakstempel; lakzegel; waarmerken
Garantieschein inktstempel; stempel; zegel borg; cautie; garantie; garantiebewijs; keur; onderpand; pand; waarborg; waarborging; waarborgsom
Gepräge inktstempel; stempel; zegel
Klebemarke inktstempel; stempel; zegel plakzegel; zegel
Lacksiegel inktstempel; stempel; zegel lakstempel; lakzegel
Marke inktstempel; stempel; zegel beeldmerk; bon; coupon; keur; kwaliteitsmerk; logo; munt; muntstuk; penning; plaatje als herkenningsteken; spaarzegel; waarborg; waarmerk; zegel
Siegel inktstempel; stempel; zegel keur; keurmerk; keurstempel; kwaliteitsmerk; waarborg; waarmerk; zegelafdruk; zegels
Stempel inktstempel; stempel; zegel pons; zegels
Stempelbogen inktstempel; stempel; zegel
Stempeln inktstempel; stempel; zegel afstempelen; stempelen; stempeling

Related Words for "stempel":


Wiktionary Translations for stempel:

stempel
  1. -
noun
  1. Botanik: Fruchtknoten, Griffel und Narbe einer Blüte
  2. Bau: Stütze, Strebe
  3. Gerät zum Prägen eines Namens oder einer kurzen Information
  4. Abdruck
  5. Technik: Präge- oder Stanzvorrichtung

Cross Translation:
FromToVia
stempel Gummistempel; Stempel rubber stamp — piece of rubber to make an imprint



German

Detailed Translations for stempelen from German to Dutch

stempelen form of stempeln:

stempeln verb (stempele, stempelst, stempelt, stempelte, stempeltet, gestempelt)

  1. stempeln (abstempeln; prägen)
    stempelen; stempel opdrukken; afstempelen
    • stempelen verb (stempel, stempelt, stempelde, stempelden, gestempeld)
    • stempel opdrukken verb (opdruk stempel, opdrukt stempel, opdrukte stempel, opdrukten stempel, stempel opgedrukt)
    • afstempelen verb (stempel af, stempelt af, stempelde af, stempelden af, afgestempeld)
  2. stempeln (abstempeln)
    stempelen; stempel zetten
  3. stempeln
    stempel drukken op
    • stempel drukken op verb (druk stempel op, drukt stempel op, drukte stempel op, drukten stempel op, stempel opgedrukt)
  4. stempeln (arbeitslos sein)
  5. stempeln (kennzeichnen)
    keurmerken
    • keurmerken verb (keurmerk, keurmerkt, keurmerkte, keurmerkten, gekeurmerkt)

Conjugations for stempeln:

Präsens
  1. stempele
  2. stempelst
  3. stempelt
  4. stempelen
  5. stempelt
  6. stempelen
Imperfekt
  1. stempelte
  2. stempeltest
  3. stempelte
  4. stempelten
  5. stempeltet
  6. stempelten
Perfekt
  1. habe gestempelt
  2. hast gestempelt
  3. hat gestempelt
  4. haben gestempelt
  5. habt gestempelt
  6. haben gestempelt
1. Konjunktiv [1]
  1. stempele
  2. stempelest
  3. stempele
  4. stempelen
  5. stempelet
  6. stempelen
2. Konjunktiv
  1. stempelte
  2. stempeltest
  3. stempelte
  4. stempelten
  5. stempeltet
  6. stempelten
Futur 1
  1. werde stempeln
  2. wirst stempeln
  3. wird stempeln
  4. werden stempeln
  5. werdet stempeln
  6. werden stempeln
1. Konjunktiv [2]
  1. würde stempeln
  2. würdest stempeln
  3. würde stempeln
  4. würden stempeln
  5. würdet stempeln
  6. würden stempeln
Diverses
  1. stempel!
  2. stempelt!
  3. stempelen Sie!
  4. gestempelt
  5. stempelnd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for stempeln:

NounRelated TranslationsOther Translations
afstempelen Abstempeln; Stempeln
keurmerken Amtssiegel
stempelen Abstempeln; Stempeln
VerbRelated TranslationsOther Translations
afstempelen abstempeln; prägen; stempeln
keurmerken kennzeichnen; stempeln
stempel drukken op stempeln
stempel opdrukken abstempeln; prägen; stempeln
stempel zetten abstempeln; stempeln
stempelen abstempeln; prägen; stempeln stempeln gehen
werkeloos zijn arbeitslos sein; stempeln

Synonyms for "stempeln":