Dutch

Detailed Translations for lunch from Dutch to German

lunch:

lunch [de ~ (m)] noun

  1. de lunch (koffiemaaltijd)
    Frühstück; Mittagessen
  2. de lunch (lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schaftuur; schafttijd)
    die Mittagspause; die Arbeitspause
  3. de lunch
    Mittagessen; der Lunch

Translation Matrix for lunch:

NounRelated TranslationsOther Translations
Arbeitspause lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur etenstijd; lunchuur; onderbreking; pauze; rustpauze; tussenpoos; verpozing; werkpauze
Frühstück koffiemaaltijd; lunch ontbijt
Lunch lunch
Mittagessen koffiemaaltijd; lunch lunchpakket; twaalfuurtje
Mittagspause lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur etenstijd; lunchtijd; lunchuur; onderbreking; pauze; rustpauze; tussenpoos; verpozing

Related Words for "lunch":


Wiktionary Translations for lunch:


Cross Translation:
FromToVia
lunch Mittagessen dinner — midday meal
lunch Lunch; Mittagessen lunch — meal around midday
lunch Diner; Mittagessen déjeuner — FR|fr Repas de midi.

lunch form of lunchen:

lunchen verb (lunch, luncht, lunchte, lunchten, geluncht)

  1. lunchen
    lunchen; essen

Conjugations for lunchen:

o.t.t.
  1. lunch
  2. luncht
  3. luncht
  4. lunchen
  5. lunchen
  6. lunchen
o.v.t.
  1. lunchte
  2. lunchte
  3. lunchte
  4. lunchten
  5. lunchten
  6. lunchten
v.t.t.
  1. heb geluncht
  2. hebt geluncht
  3. heeft geluncht
  4. hebben geluncht
  5. hebben geluncht
  6. hebben geluncht
v.v.t.
  1. had geluncht
  2. had geluncht
  3. had geluncht
  4. hadden geluncht
  5. hadden geluncht
  6. hadden geluncht
o.t.t.t.
  1. zal lunchen
  2. zult lunchen
  3. zal lunchen
  4. zullen lunchen
  5. zullen lunchen
  6. zullen lunchen
o.v.t.t.
  1. zou lunchen
  2. zou lunchen
  3. zou lunchen
  4. zouden lunchen
  5. zouden lunchen
  6. zouden lunchen
diversen
  1. lunch!
  2. luncht!
  3. geluncht
  4. lunchend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for lunchen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
essen lunchen bikken; bunkeren; consumeren; dineren; eten; gebruiken; kluiven; knauwen; leegeten; naar binnen werken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; schaften; schransen; schrokken; spijzen; tafelen; tegoed doen; tot zich nemen; uitgebreid eten; verorberen; voeden; voedsel geven; vreten; zitten proppen
lunchen lunchen

Related Words for "lunchen":


Wiktionary Translations for lunchen:

lunchen
verb
  1. de lunch gebruiken

Cross Translation:
FromToVia
lunchen lunchen; [[zu Mittag essen]] lunch — to eat lunch