Dutch

Detailed Translations for verlatenheid from Dutch to German

verlatenheid:

verlatenheid [de ~ (v)] noun

  1. de verlatenheid (eenzaamheid; isolement; afgezonderdheid)
    die Einsamkeit; die Isulation; die Verlassenheit

Translation Matrix for verlatenheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
Einsamkeit afgezonderdheid; eenzaamheid; isolement; verlatenheid
Isulation afgezonderdheid; eenzaamheid; isolement; verlatenheid
Verlassenheit afgezonderdheid; eenzaamheid; isolement; verlatenheid eenzaam gevoel; eenzaamheid

Related Words for "verlatenheid":


Wiktionary Translations for verlatenheid:


Cross Translation:
FromToVia
verlatenheid Abkehr; Entsagung; Verzichtleistung; Resignation; Öde; Verödung; Zession abandon — à trier

verlatenheid form of verlaten:

verlaten verb (verlaat, verliet, verlieten, verlaten)

  1. verlaten (heengaan; vertrekken)
    weggehen; austreten; fortgehen; ausscheiden
    • weggehen verb (gehe weg, gehst weg, geht weg, ging weg, ginget weg, weggegangen)
    • austreten verb (trete aus, trittst aus, tritt aus, trat aus, tratet aus, ausgetreten)
    • fortgehen verb (gehe fort, gehst fort, geht fort, ging fort, gingt fort, fortgegangen)
    • ausscheiden verb (scheide aus, scheidest aus, scheidet aus, scheidete aus, scheidetet aus, asugescheidet)
  2. verlaten (afreizen; wegtrekken; heengaan; verdwijnen; wegreizen)
    abfahren; abreisen; fortreisen; fortfahren; wegfahren; wegreisen
    • abfahren verb
    • abreisen verb (reise ab, reisst ab, reist ab, reiste ab, reistet ab, abgereist)
    • fortreisen verb (riese fort, reist fort, reiste fort, reistet fort, fortgereist)
    • fortfahren verb (fahre fort, fährst fort, fährt fort, fuhr fort, fuhrt fort, fortgefahren)
    • wegfahren verb (fahre weg, fährst weg, fährt weg, fuhr weg, fuhret weg, weggefahren)
    • wegreisen verb (reise weg, reisest weg, reist weg, reiste weg, reistet weg, weggereist)
  3. verlaten (in de steek laten)
    verlassen; im Stich lassen

Conjugations for verlaten:

o.t.t.
  1. verlaat
  2. verlaat
  3. verlaat
  4. verlaten
  5. verlaten
  6. verlaten
o.v.t.
  1. verliet
  2. verliet
  3. verliet
  4. verlieten
  5. verlieten
  6. verlieten
v.t.t.
  1. heb verlaten
  2. hebt verlaten
  3. heeft verlaten
  4. hebben verlaten
  5. hebben verlaten
  6. hebben verlaten
v.v.t.
  1. had verlaten
  2. had verlaten
  3. had verlaten
  4. hadden verlaten
  5. hadden verlaten
  6. hadden verlaten
o.t.t.t.
  1. zal verlaten
  2. zult verlaten
  3. zal verlaten
  4. zullen verlaten
  5. zullen verlaten
  6. zullen verlaten
o.v.t.t.
  1. zou verlaten
  2. zou verlaten
  3. zou verlaten
  4. zouden verlaten
  5. zouden verlaten
  6. zouden verlaten
diversen
  1. verlaat!
  2. verlaat!
  3. verlaten
  4. verlatend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

verlaten adj

  1. verlaten (desolaat; eenzaam; afgezonderd)

verlaten [het ~] noun

  1. het verlaten
    Verlassen; Verschwinden

Translation Matrix for verlaten:

NounRelated TranslationsOther Translations
Verlassen verlaten vertrekken; weggaan
Verschwinden verlaten verdwijnen; verdwijning
abfahren afvaart; afvaren; uitvaren
abreisen afvaart; afvaren; uitvaren
VerbRelated TranslationsOther Translations
abfahren afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken afreizen; afsteken; afvaren; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegrijden; wegtrekken; wegvaren
abreisen afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken afreizen; gaan; heengaan; opbreken; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken
ausscheiden heengaan; verlaten; vertrekken afhaken; afscheiden; afvallen; afvoeren; afzeggen; afzien van; ermee uitscheiden; eruitstappen; lozen; ontslag nemen; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitgooien; uitscheiden; uitstoten; uittreden; uitwerpen; zich terugtrekken
austreten heengaan; verlaten; vertrekken ontslag nemen; uittrappen; uittreden; zich terugtrekken
fortfahren afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken aanhouden; afreizen; afvoeren; continueren; doorgaan; een stapje verder gaan; meedragen; opstappen; smeren; verdergaan; vertrekken; vervolgen; verwijderen; voortgaan; voortzetten; wegdragen; weggaan; wegreizen; wegsjouwen; wegslepen; wegtrekken; wegvoeren
fortgehen heengaan; verlaten; vertrekken aanhouden; continueren; doodgaan; doorgaan; een stapje verder gaan; heengaan; inslapen; ontslapen; overlijden; sterven; verdergaan; verscheiden; vervolgen; voortgaan; voortzetten
fortreisen afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken afreizen; gaan; heengaan; opbreken; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken
im Stich lassen in de steek laten; verlaten
verlassen in de steek laten; verlaten gaan; heengaan; opbreken; opstappen; vertrekken; weggaan; zorg dragen; zorgen
wegfahren afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken afreizen; afsteken; afvaren; gaan; heengaan; opbreken; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegrijden; wegtrekken; wegvaren
weggehen heengaan; verlaten; vertrekken
wegreisen afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken afreizen; gaan; heengaan; opbreken; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken
ModifierRelated TranslationsOther Translations
desolat afgezonderd; desolaat; eenzaam; verlaten
verlassen uitgestorven; vereenzaamd
öde afgezonderd; desolaat; eenzaam; verlaten afgezaagd; armzalig; bitter teleurgesteld; doods; dor; droog; eentonig; ellendig; karig; langdraadig; langdradig; langwijlig; lastig; mager; melig; monotoon; pover; rot; saai; schamel; schraal; slaapverwekkend; suf; taai; uitgestorven; verbitterd; verdord; vereenzaamd; vervelend; zonder afleiding

Related Words for "verlaten":


Related Definitions for "verlaten":

  1. van iets of iemand weggaan1
    • de vluchteling moest zijn land verlaten1

Wiktionary Translations for verlaten:

verlaten
verb
  1. weggaan
  2. in de steek laten
  3. onverzorgd achterlaten
  4. opgeven
verlaten
verb
  1. (reflexiv) geh.|: zum Abschied zunächst einige Worte (förmlich) an jemanden richten um sich anschließend von diesem zu entfernen, fortzugehen
  2. einen Ort verlassen: weggehen, sich entfernen
  3. reflexiv: zu spät kommen, mit Verzögerung eintreffen

Cross Translation:
FromToVia
verlaten herrenlos; verlassen abandoned — forsaken, deserted
verlaten im Stich lassen; verlassen desert — to abandon
verlaten verlassen deserted — abandoned
verlaten verlassen forlorn — left behind
verlaten den Laufpass geben; verlassen jilt — to jilt
verlaten verlassen leave — To depart from, end one's connection or affiliation with
verlaten verlassen quit — to leave
verlaten verworfen reprobate — rejected by god
verlaten verlassen; gottlos; erklären reprobate — abandon
verlaten entsagen; verzichten; entäußern; fortlassen; überlassen; unterlassen; abtreten; nachgeben; weichen; zedieren; übertragen; einräumen; zurückweichen abandonner — Se remettre à ; se laisser aller à ; se livrer à.
verlaten entäußern; fortlassen; überlassen; unterlassen délaisser — Abandonner
verlaten öde; wüst; verödet; verlassen; unbewohnt désert — Qui est inhabité ou qui n’est guère fréquenté.
verlaten liefern; entäußern; fortlassen; überlassen; unterlassen; weggeben; fortgeben; hingeben; preisgeben; ergeben; angeben; anzeigen; denunzieren; hinterbringen; anschwärzen; eine Anzeige wegen … machen livrer — Traductions à trier suivant le sens
verlaten allein; alleinig; bloß; einzig seul — Qui est sans compagnie ; qui n’est point avec d’autres.