Dutch
Detailed Translations for aanduiding from Dutch to German
aanduiding:
-
de aanduiding (benaming; benoeming)
-
de aanduiding (aanwijzing)
-
de aanduiding (identificatie; id)
Translation Matrix for aanduiding:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Angabe | aanduiding; aanwijzing | aangeven; aangifte; bluf; declaratie; gepraal; melding; praalzucht; specificatie; verklaring |
Aufstellung | aanduiding; benaming; benoeming | arrangement; bewering; indeling; kader; lijst; lijst van gegevens; omranding; opbouw; opgaaf; opgave; opstelling; ordening; organisatie; overzicht; plaatsing van artikel; rand; rangschikking; samenstelling; schikking; specificatie; staat; staatje; stelling; structuur; systeem; tabel; tafel |
Ernennung | aanduiding; benaming; benoeming | aanstelling; benoeming; installatie; nominatie; personeelsbenoeming; voordracht |
Hinweis | aanduiding; aanwijzing | aanknopingspunt; aanwijzing; indicatie; kennisgeving; spoor; symptoom; teken; tip; toespeling; verwijzing; vingerwenk; vingerwijzing; wenk |
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
Bezeichner | aanduiding; id; identificatie |
Wiktionary Translations for aanduiding:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aanduiding | → Zeichen | ↔ mark — indication for reference or measurement |