Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. isolement:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for isolement from Dutch to German

isolement:

isolement [het ~] noun

  1. het isolement (verlatenheid; eenzaamheid; afgezonderdheid)
    die Einsamkeit; die Isulation; die Verlassenheit

Translation Matrix for isolement:

NounRelated TranslationsOther Translations
Einsamkeit afgezonderdheid; eenzaamheid; isolement; verlatenheid
Isulation afgezonderdheid; eenzaamheid; isolement; verlatenheid
Verlassenheit afgezonderdheid; eenzaamheid; isolement; verlatenheid eenzaam gevoel; eenzaamheid

Wiktionary Translations for isolement:


Cross Translation:
FromToVia
isolement Einsamkeit isolement — État d’une personne qui vit isolée.