Summary
Dutch to German: more detail...
- vork:
-
Wiktionary:
- vork → Astgabel, Gabel, Forke, Fahrradgabel, Springergabel
- vork → Verzweigung, Gabelung, Gabel, Forke, Astgabel
-
User Contributed Translations for vork:
- gabel, Gabel
Dutch
Detailed Translations for vork from Dutch to German
vork:
Translation Matrix for vork:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Forke | gaffel; hooivork; riek; vork | |
Heugabel | gaffel; hooivork; riek; vork |
Related Words for "vork":
Related Definitions for "vork":
Wiktionary Translations for vork:
vork
Cross Translation:
noun
vork
-
aftakking van een boomtak of van een weg
- vork → Astgabel
-
voorwerp bestaande uit een greep en (meestal 3 of 4) tanden, waarmee vast voedsel wordt gegeten
- vork → Gabel
-
bepaald landbouwwerktuig (vergelijk met hooivork, mestvork)
-
fietsonderdeel waarin het wiel wordt bevestigd: telescopische vork, voorvork en achtervork)
- vork → Gabel; Fahrradgabel
-
(schaak) situatie waarbij één eigen stuk tegelijkertijd twee of meer vijandelijke stukken aanvalt)
- vork → Gabel; Springergabel
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vork | → Verzweigung; Gabelung | ↔ crotch — area where something forks |
• vork | → Gabel | ↔ fork — eating utensil |
• vork | → Forke; Gabel | ↔ fork — pronged tool |
• vork | → Verzweigung; Gabelung | ↔ fork — intersection |
• vork | → Gabelung; Verzweigung | ↔ fork — point where a waterway splits |
• vork | → Astgabel | ↔ vork — aftakking van een boomtak of van een weg |
• vork | → Gabelung; Verzweigung | ↔ bifurcation — division en deux branches. |
• vork | → Gabel | ↔ fourchette — Ustensile de table |