Dutch
Detailed Translations for aangenaam aandoen from Dutch to German
aangenaam aandoen:
aangenaam aandoen verb (doe aangenaam aan, doet aangenaam aan, deed aangenaam aan, deden aangenaam aan, aangenaam aangedaan)
Conjugations for aangenaam aandoen:
o.t.t.
- doe aangenaam aan
- doet aangenaam aan
- doet aangenaam aan
- doen aangenaam aan
- doen aangenaam aan
- doen aangenaam aan
o.v.t.
- deed aangenaam aan
- deed aangenaam aan
- deed aangenaam aan
- deden aangenaam aan
- deden aangenaam aan
- deden aangenaam aan
v.t.t.
- heb aangenaam aangedaan
- hebt aangenaam aangedaan
- heeft aangenaam aangedaan
- hebben aangenaam aangedaan
- hebben aangenaam aangedaan
- hebben aangenaam aangedaan
v.v.t.
- had aangenaam aangedaan
- had aangenaam aangedaan
- had aangenaam aangedaan
- hadden aangenaam aangedaan
- hadden aangenaam aangedaan
- hadden aangenaam aangedaan
o.t.t.t.
- zal aangenaam aandoen
- zult aangenaam aandoen
- zal aangenaam aandoen
- zullen aangenaam aandoen
- zullen aangenaam aandoen
- zullen aangenaam aandoen
o.v.t.t.
- zou aangenaam aandoen
- zou aangenaam aandoen
- zou aangenaam aandoen
- zouden aangenaam aandoen
- zouden aangenaam aandoen
- zouden aangenaam aandoen
diversen
- doe aangenaam aan!
- doet aangenaam aan!
- aangenaam aangedaan
- aangenaam aandoende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aangenaam aandoen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
erfreuen | aangenaam aandoen; bevallen; plezieren | blij maken; blijmaken; goeddoen; iemand een genoegen doen; iemand plezieren; in verrukking brengen; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken |
gefallen | aangenaam aandoen; bevallen; plezieren | aanstaan; behagen; believen; bevallen; blij maken; conveniëren; deugen; gelieven; geschikt zijn; goeddoen; goeddunken; iemand een genoegen doen; iemand plezieren; in verrukking brengen; in werking zijn; passen; passend zijn; plezieren; prettig vinden; uitkomen; verblijden; verheugd; verrukken |