Dutch
Detailed Translations for afkrabben from Dutch to German
afkrabben:
Conjugations for afkrabben:
o.t.t.
- krab af
- krabt af
- krabt af
- krabben af
- krabben af
- krabben af
o.v.t.
- krabde af
- krabde af
- krabde af
- krabden af
- krabden af
- krabden af
v.t.t.
- heb afgekrabd
- hebt afgekrabd
- heeft afgekrabd
- hebben afgekrabd
- hebben afgekrabd
- hebben afgekrabd
v.v.t.
- had afgekrabd
- had afgekrabd
- had afgekrabd
- hadden afgekrabd
- hadden afgekrabd
- hadden afgekrabd
o.t.t.t.
- zal afkrabben
- zult afkrabben
- zal afkrabben
- zullen afkrabben
- zullen afkrabben
- zullen afkrabben
o.v.t.t.
- zou afkrabben
- zou afkrabben
- zou afkrabben
- zouden afkrabben
- zouden afkrabben
- zouden afkrabben
diversen
- krab af!
- krabt af!
- afgekrabd
- afkrabbende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
afkrabben (schraapsel)
Translation Matrix for afkrabben:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Abkratzen | afkrabben; schraapsel | |
Abschaben | afkrabben; schraapsel | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
abkratzen | afkrabben; schrapen; schrappen | afschrappen; doodgaan; heengaan; inrukken; inslapen; ontslapen; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren; overlijden; sterven; verscheiden; wegkrabben |
abscheuern | afkrabben; schrapen; schrappen | afboenen; afschrobben; afschuren; boenen; gladmaken; gladwrijven; schoonboenen; schoonschrobben; schrobben |
schaben | afkrabben; schrapen; schrappen | effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; gladwrijven |