Summary
Dutch to German: more detail...
- afpakken:
-
Wiktionary:
- afpakken → abnehmen, wegnehmen, arracher
- afpakken → klauen, stehlen, abziehen, subtrahieren, abräumen, fortnehmen, entziehen, wegnehmen, abschneiden, abholen, abnehmen, abrechnen, bergen, suspendieren, zurücklegen, abschaffen, beseitigen, entfernen, fortschaffen, wegbringen
Dutch
Detailed Translations for afpakt from Dutch to German
afpakken:
-
afpakken (inpikken; pikken; ontfutselen; aftroggelen; bietsen; grissen; gappen)
Conjugations for afpakken:
o.t.t.
- pak af
- pakt af
- pakt af
- pakken af
- pakken af
- pakken af
o.v.t.
- pakte af
- pakte af
- pakte af
- pakten af
- pakten af
- pakten af
v.t.t.
- heb afgepakt
- hebt afgepakt
- heeft afgepakt
- hebben afgepakt
- hebben afgepakt
- hebben afgepakt
v.v.t.
- had afgepakt
- had afgepakt
- had afgepakt
- hadden afgepakt
- hadden afgepakt
- hadden afgepakt
o.t.t.t.
- zal afpakken
- zult afpakken
- zal afpakken
- zullen afpakken
- zullen afpakken
- zullen afpakken
o.v.t.t.
- zou afpakken
- zou afpakken
- zou afpakken
- zouden afpakken
- zouden afpakken
- zouden afpakken
diversen
- pak af!
- pakt af!
- afgepakt
- afpakkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for afpakken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Abnehmen | afpakken | aan de lijn doen; achteruitgaan; afnemen; afstoffen; afwissen; dieet houden; diëten; gezichtsrimpel; korten; krimpen; lijnen; minderen; ontnemen; rimpel; verminderen in kracht; verwijderen; wegnemen |
Verb | Related Translations | Other Translations |
abhandenmachen | afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; ontfutselen; pikken | achteroverdrukken; afbedelen; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken |
einstecken | afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; ontfutselen; pikken | aannemen; aanvaarden; accepteren; binnenkrijgen; binnensteken; cadeau aannemen; insteken; op de bus doen; opslokken; posten; zwelgen |
- | afnemen |
Synonyms for "afpakken":
Related Definitions for "afpakken":
Wiktionary Translations for afpakken:
afpakken
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• afpakken | → klauen; stehlen | ↔ snatch — to steal |
• afpakken | → abziehen; subtrahieren; abräumen; fortnehmen; entziehen; wegnehmen; abschneiden; abholen; abnehmen; abrechnen | ↔ retrancher — Traductions à vérifier et à trier |
• afpakken | → abräumen; fortnehmen; entziehen; wegnehmen; bergen; suspendieren; zurücklegen; abschaffen; beseitigen; entfernen; fortschaffen; wegbringen | ↔ ôter — tirer une chose de la place où elle est. Se dit aussi en parlant des personnes et des animaux. |