Dutch

Detailed Translations for attenderen from Dutch to German

attenderen:

attenderen verb (attendeer, attendeert, attendeerde, attendeerden, geattendeerd)

  1. attenderen (wijzen)
    aufmerksam machen; hinweisen; benachrichtigen; aufklären; informieren; signalisieren
    • aufmerksam machen verb (mache aufmerksam, machst aufmerksam, macht aufmerksam, machte aufmerksam, machtet aufmerksam, aufmerksam gemacht)
    • hinweisen verb (weise hin, weist hin, wies hin, wiest hin, hingewiesen)
    • benachrichtigen verb (benachrichtige, benachrichtigst, benachrichtigt, benachrichtigte, benachrichtigtet, benachrichtigt)
    • aufklären verb (kläre auf, klärst auf, klärt auf, klärte auf, klärtet auf, aufgeklärt)
    • informieren verb (informiere, informierst, informiert, informierte, informiertet, informiert)
    • signalisieren verb (signalisiere, signalisierst, signalisiert, signalisierte, signalisiertet, signalisiert)

Conjugations for attenderen:

o.t.t.
  1. attendeer
  2. attendeert
  3. attendeert
  4. attenderen
  5. attenderen
  6. attenderen
o.v.t.
  1. attendeerde
  2. attendeerde
  3. attendeerde
  4. attendeerden
  5. attendeerden
  6. attendeerden
v.t.t.
  1. heb geattendeerd
  2. hebt geattendeerd
  3. heeft geattendeerd
  4. hebben geattendeerd
  5. hebben geattendeerd
  6. hebben geattendeerd
v.v.t.
  1. had geattendeerd
  2. had geattendeerd
  3. had geattendeerd
  4. hadden geattendeerd
  5. hadden geattendeerd
  6. hadden geattendeerd
o.t.t.t.
  1. zal attenderen
  2. zult attenderen
  3. zal attenderen
  4. zullen attenderen
  5. zullen attenderen
  6. zullen attenderen
o.v.t.t.
  1. zou attenderen
  2. zou attenderen
  3. zou attenderen
  4. zouden attenderen
  5. zouden attenderen
  6. zouden attenderen
diversen
  1. attendeer!
  2. attendeert!
  3. geattendeerd
  4. attenderende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for attenderen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aufklären attenderen; wijzen accentueren; afdekken; afruimen; begrijpelijk maken; belichten; bewust maken; in zedelijk opzicht zuiveren; informeren; kennisgeven van; klaren; kuisen; louteren; nader verklaren; ophelderen; opklaren; opruimen; reinigen; toelichten; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken; verhelderen; verklaren; wolken verdwijnen; zeggen
aufmerksam machen attenderen; wijzen bewust maken; informeren; kennisgeven van; zeggen
benachrichtigen attenderen; wijzen berichten; beschrijven; bewust maken; iets melden; informeren; inseinen; kennisgeven van; mededelen; uiteenzetten; verhalen; vertellen; waarschuwen; zeggen
hinweisen attenderen; wijzen bewust maken; informeren; kennisgeven van; verwijzen; wijzen naar; zeggen
informieren attenderen; wijzen berichten; bewust maken; erbij zeggen; iets melden; informeren; inlichten; kennisgeven van; navraag doen; navragen; noemen; op de hoogte brengen; tippen; van iets in kennis stellen; vermelden; verwittigen; waarschuwen; zeggen
signalisieren attenderen; wijzen bekrachtigen; bemerken; bestempelen; certificeren; gewaarworden; merken; opmerken; signaleren; waarmerken; waarnemen

Wiktionary Translations for attenderen:


Cross Translation:
FromToVia
attenderen signalisieren; andeuten; aufmerksam machen; hinweisen signalerappeler ou attirer l’attention de quelqu’un sur une personne ou sur une chose.