Dutch
Detailed Translations for auditeren from Dutch to German
auditeren:
-
auditeren
Conjugations for auditeren:
o.t.t.
- auditeer
- auditeert
- auditeert
- auditeren
- auditeren
- auditeren
o.v.t.
- auditeerde
- auditeerde
- auditeerde
- auditeerden
- auditeerden
- auditeerden
v.t.t.
- heb geauditeerd
- hebt geauditeerd
- heeft geauditeerd
- hebben geauditeerd
- hebben geauditeerd
- hebben geauditeerd
v.v.t.
- had geauditeerd
- had geauditeerd
- had geauditeerd
- hadden geauditeerd
- hadden geauditeerd
- hadden geauditeerd
o.t.t.t.
- zal auditeren
- zult auditeren
- zal auditeren
- zullen auditeren
- zullen auditeren
- zullen auditeren
o.v.t.t.
- zou auditeren
- zou auditeren
- zou auditeren
- zouden auditeren
- zouden auditeren
- zouden auditeren
diversen
- auditeer!
- auditeert!
- geauditeerd
- auditerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for auditeren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
prüfen | auditeren | bekijken; beproeven; bespieden; checken; controleren; dood kunnen vallen; examineren; inspecteren; keuren; nagaan; nakijken; narekenen; natellen; natrekken; onderzoeken; op de proef stellen; overhoren; proberen; proeven; schouwen; smaken; speuren; testen; toetsen; uitproberen; uittesten; verifiëren; verspieden; vorsen |