Dutch
Detailed Translations for begiftigen from Dutch to German
begiftigen:
-
begiftigen (beschenken; bedelen)
Conjugations for begiftigen:
o.t.t.
- begiftig
- begiftigt
- begiftigt
- begiftigen
- begiftigen
- begiftigen
o.v.t.
- begiftigde
- begiftigde
- begiftigde
- begiftigden
- begiftigden
- begiftigden
v.t.t.
- ben begiftigd
- bent begiftigd
- is begiftigd
- zijn begiftigd
- zijn begiftigd
- zijn begiftigd
v.v.t.
- was begiftigd
- was begiftigd
- was begiftigd
- waren begiftigd
- waren begiftigd
- waren begiftigd
o.t.t.t.
- zal begiftigen
- zult begiftigen
- zal begiftigen
- zullen begiftigen
- zullen begiftigen
- zullen begiftigen
o.v.t.t.
- zou begiftigen
- zou begiftigen
- zou begiftigen
- zouden begiftigen
- zouden begiftigen
- zouden begiftigen
diversen
- begiftig!
- begiftigt!
- begiftigd
- begiftigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for begiftigen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
beschenken | bedelen; begiftigen; beschenken | |
unterstützen | bedelen; begiftigen; beschenken | aanmoedigen; bemoedigen; dragen; motiveren; ondersteunen; opbeuren; rugsteunen; schoren; schragen; steunen; stutten; troosten; vertroosten |
zuteilen | bedelen; begiftigen; beschenken | distribueren; gunnen; iets toekennen; indelen bij; rantsoeneren; ronddelen; rondgeven; rondreiken; toebedelen; toekennen; toewijzen; uitdelen; uitreiken; verdelen |