Summary
Dutch to German: more detail...
- behalen:
-
Wiktionary:
- behalen → bekommen, erzielen
- behalen → resultieren, führen, leiten, ausgehen, ausrücken, hinausgehen, erlangen, erzielen, reichen, erreichen, einholen, heranreichen, sich erstrecken, erwirken, durchsetzen, kaufen, einkaufen, erwerben, aneignen, treffen, bekommen, habhaft werden, sich erwerben, anschaffen, gewinnen, anwerben, erringen, gelangen, anlangen, ankommen, davontragen
Dutch
Detailed Translations for behaal from Dutch to German
behalen:
-
behalen (verkrijgen; winnen)
bekommen; erreichen; erhalten; gewinnen; erzielen; überwinden; schlagen; triumphieren; siegen; holen; erkämpfen; davontragen-
triumphieren verb (triumphiere, triumphierst, triumphiert, triumphierte, triumphiertet, triumphiert)
Conjugations for behalen:
o.t.t.
- behaal
- behaalt
- behaalt
- behalen
- behalen
- behalen
o.v.t.
- behaalde
- behaalde
- behaalde
- behaalden
- behaalden
- behaalden
v.t.t.
- heb behaald
- hebt behaald
- heeft behaald
- hebben behaald
- hebben behaald
- hebben behaald
v.v.t.
- had behaald
- had behaald
- had behaald
- hadden behaald
- hadden behaald
- hadden behaald
o.t.t.t.
- zal behalen
- zult behalen
- zal behalen
- zullen behalen
- zullen behalen
- zullen behalen
o.v.t.t.
- zou behalen
- zou behalen
- zou behalen
- zouden behalen
- zouden behalen
- zouden behalen
diversen
- behaal!
- behaalt!
- behaald
- behalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for behalen:
Wiktionary Translations for behalen:
behalen
Cross Translation:
verb
behalen
-
een diploma of certificaat verwerven
- behalen → bekommen
Cross Translation: