Dutch
Detailed Translations for bezon from Dutch to German
bezinnen:
-
bezinnen
Conjugations for bezinnen:
o.t.t.
- bezin
- bezint
- bezint
- bezinnen
- bezinnen
- bezinnen
o.v.t.
- bezon
- bezon
- bezon
- bezonnen
- bezonnen
- bezonnen
v.t.t.
- heb bezonnen
- hebt bezonnen
- heeft bezonnen
- hebben bezonnen
- hebben bezonnen
- hebben bezonnen
v.v.t.
- had bezonnen
- had bezonnen
- had bezonnen
- hadden bezonnen
- hadden bezonnen
- hadden bezonnen
o.t.t.t.
- zal bezinnen
- zult bezinnen
- zal bezinnen
- zullen bezinnen
- zullen bezinnen
- zullen bezinnen
o.v.t.t.
- zou bezinnen
- zou bezinnen
- zou bezinnen
- zouden bezinnen
- zouden bezinnen
- zouden bezinnen
diversen
- bezin!
- bezint!
- bezonnen
- bezinnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bezinnen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
nachdenken | bezinnen | bedenken; beramen; beschouwen; bespiegelen; filosoferen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen; piekeren; plan beramen; prakkiseren; puzzelen; puzzels oplossen; tobben; verzinnen; zinnen |
überdenken | bezinnen | afwegen; bedenken; beschouwen; bespiegelen; doordenken; nadenken; overdenken; overpeinzen; overwegen; peinzen; wikken en wegen |