Summary
Dutch to German: more detail...
- controleren:
-
Wiktionary:
- controleren → kontrollieren, besichtigen, überprüfen
- controleren → überprüfen, abgleichen, kontrollieren, steuern, abhören, überwachen, aufpassen, Überwachung, herrschen, beherrschen, regieren, nachsehen, achtgeben, beachten, zusehen, aufpassen auf, Obacht geben, Obacht geben auf, beherzigen
Dutch
Detailed Translations for controleren from Dutch to German
controleren:
-
controleren (nakijken; nagaan)
kontrollieren; überprüfen; prüfen; nachprüfen; testen-
kontrollieren verb (kontrolliere, kontrollierst, kontrolliert, kontrollierte, kontrolliertet, kontrolliert)
-
-
controleren (examineren; inspecteren; schouwen; keuren)
kontrollieren; prüfen; mustern; inspizieren; examinieren-
kontrollieren verb (kontrolliere, kontrollierst, kontrolliert, kontrollierte, kontrolliertet, kontrolliert)
-
-
controleren (narekenen; natellen)
kontrollieren; nachprüfen; überprüfen; nachsehen; prüfen-
kontrollieren verb (kontrolliere, kontrollierst, kontrolliert, kontrollierte, kontrolliertet, kontrolliert)
-
-
controleren
kontrollieren-
kontrollieren verb (kontrolliere, kontrollierst, kontrolliert, kontrollierte, kontrolliertet, kontrolliert)
-
-
controleren
-
controleren
Conjugations for controleren:
o.t.t.
- controleer
- controleert
- controleert
- controleren
- controleren
- controleren
o.v.t.
- controleerde
- controleerde
- controleerde
- controleerden
- controleerden
- controleerden
v.t.t.
- heb gecontroleerd
- hebt gecontroleerd
- heeft gecontroleerd
- hebben gecontroleerd
- hebben gecontroleerd
- hebben gecontroleerd
v.v.t.
- had gecontroleerd
- had gecontroleerd
- had gecontroleerd
- hadden gecontroleerd
- hadden gecontroleerd
- hadden gecontroleerd
o.t.t.t.
- zal controleren
- zult controleren
- zal controleren
- zullen controleren
- zullen controleren
- zullen controleren
o.v.t.t.
- zou controleren
- zou controleren
- zou controleren
- zouden controleren
- zouden controleren
- zouden controleren
en verder
- ben gecontroleerd
- bent gecontroleerd
- is gecontroleerd
- zijn gecontroleerd
- zijn gecontroleerd
- zijn gecontroleerd
diversen
- controleer!
- controleert!
- gecontroleerd
- controlerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
controleren
-
controleren
-
controleren
Translation Matrix for controleren:
Synonyms for "controleren":
Related Definitions for "controleren":
Wiktionary Translations for controleren:
controleren
Cross Translation:
verb
-
inspecteren, toezicht houden, onderzoeken, nazien
- controleren → kontrollieren; besichtigen; überprüfen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• controleren | → überprüfen | ↔ check — to inspect, examine |
• controleren | → abgleichen | ↔ check — to verify or compare with a source of information |
• controleren | → kontrollieren; steuern | ↔ control — to exercise influence over, to suggest or dictate the behavior of |
• controleren | → abhören; überwachen; kontrollieren; aufpassen; überprüfen | ↔ monitor — watch over, guard |
• controleren | → Überwachung | ↔ monitoring — The act of listening, carrying out surveillance on |
• controleren | → überprüfen | ↔ vet — check or investigate particularly |
• controleren | → herrschen; beherrschen; regieren; kontrollieren; nachsehen; überwachen; achtgeben; aufpassen; beachten; zusehen; aufpassen auf; Obacht geben; Obacht geben auf; beherzigen | ↔ surveiller — observer avec attention ; examiner ; contrôler. |
• controleren | → kontrollieren; nachsehen; überwachen | ↔ vérifier — examiner, rechercher si une chose est vraie, si elle est telle qu’elle doit être ou qu’on l’déclarer. |