Summary
Dutch
Detailed Translations for dampend from Dutch to German
dampen:
-
dampen (verdampen; rook afgeven)
-
dampen (uitwasemen; stomen; wasemen)
-
dampen (tabak roken)
Conjugations for dampen:
o.t.t.
- damp
- dampt
- dampt
- dampen
- dampen
- dampen
o.v.t.
- dampte
- dampte
- dampte
- dampten
- dampten
- dampten
v.t.t.
- heb gedampt
- hebt gedampt
- heeft gedampt
- hebben gedampt
- hebben gedampt
- hebben gedampt
v.v.t.
- had gedampt
- had gedampt
- had gedampt
- hadden gedampt
- hadden gedampt
- hadden gedampt
o.t.t.t.
- zal dampen
- zult dampen
- zal dampen
- zullen dampen
- zullen dampen
- zullen dampen
o.v.t.t.
- zou dampen
- zou dampen
- zou dampen
- zouden dampen
- zouden dampen
- zouden dampen
diversen
- damp!
- dampt!
- gedampt
- dampend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for dampen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Dämpfe | dampen | |
Düfte | dampen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
dampfen | dampen; rook afgeven; stomen; uitwasemen; verdampen; wasemen | |
dunsten | dampen; rook afgeven; verdampen | |
qualmen | dampen; rook afgeven; stomen; uitwasemen; verdampen; wasemen | roken; walm afgeven; walmen |
rauchen | dampen; stomen; tabak roken; uitwasemen; wasemen | roken |