Dutch
Detailed Translations for doormaken from Dutch to German
doormaken:
-
doormaken
durchmachen; erleben; mitmachen; miterleben-
durchmachen verb (mache durch, machst durch, macht durch, machte durch, machtet durch, durchgemacht)
-
Conjugations for doormaken:
o.t.t.
- maak door
- maakt door
- maakt door
- maken door
- maken door
- maken door
o.v.t.
- maakte door
- maakte door
- maakte door
- maakten door
- maakten door
- maakten door
v.t.t.
- heb doorgemaakt
- hebt doorgemaakt
- heeft doorgemaakt
- hebben doorgemaakt
- hebben doorgemaakt
- hebben doorgemaakt
v.v.t.
- had doorgemaakt
- had doorgemaakt
- had doorgemaakt
- hadden doorgemaakt
- hadden doorgemaakt
- hadden doorgemaakt
o.t.t.t.
- zal doormaken
- zult doormaken
- zal doormaken
- zullen doormaken
- zullen doormaken
- zullen doormaken
o.v.t.t.
- zou doormaken
- zou doormaken
- zou doormaken
- zouden doormaken
- zouden doormaken
- zouden doormaken
diversen
- maak door!
- maakt door!
- doorgemaakt
- doormakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for doormaken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
durchmachen | doormaken | avanceren; beleven; doorfuiven; doorleven; doorlopen; doorstaan; ervaren; gewaarworden; ondervinden; verder lopen; verdergaan; verdragen; verduren; verteren; voelen; voortgaan |
erleben | doormaken | beleven; doorleven; doorstaan; ervaren; ervaren als; gewaarworden; ondervinden; verdragen; verduren; verteren; voelen |
miterleben | doormaken | deelnemen; meedoen; participeren |
mitmachen | doormaken | deel hebben aan; deelnemen; meedoen; meemaken; meespelen; participeren |