Verb | Related Translations | Other Translations |
ausforschen
|
doorvorsen
|
doorvragen; doorzagen; naspeuren; nasporen; ondervragen; onderzoeken; overhoren; speuren; uithoren; uitvorsen; uitvragen; verhoren; vorsen
|
durchforschen
|
doorvorsen
|
|
erforschen
|
doorvorsen
|
bespieden; bestuderen; checken; nagaan; naspeuren; nasporen; natrekken; navorsen; onderzoeken; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; speuren; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; verifiëren; verspieden; vorsen
|
erkunden
|
doorvorsen
|
bespieden; checken; inschrijven; kadastreren; nagaan; natrekken; onderzoeken; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; speuren; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; verifiëren; verspieden; vorsen
|
forschen
|
doorvorsen
|
beproeven; checken; nagaan; naspeuren; nasporen; natrekken; onderzoeken; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; proberen; speuren; uitpluizen; uitproberen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; verifiëren; vorsen
|
nachforschen
|
doorvorsen
|
bestuderen; checken; nagaan; naspeuren; naspeuring doen; nasporen; natrekken; navorsen; onderzoeken; rechercheren; snuffelen; speuren; verifiëren; vorsen
|