Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. erbij trekken:


Dutch

Detailed Translations for erbij trekken from Dutch to German

erbij trekken:

erbij trekken verb (trek erbij, trekt erbij, trok erbij, trokken erbij, erbij getrokken)

  1. erbij trekken (naartoe trekken; bijtrekken)
    herbeiziehen
    • herbeiziehen verb (ziehe herbei, ziehst herbei, zieht herbei, zog herbei, zogt herbei, herbeigezogen)

Conjugations for erbij trekken:

o.t.t.
  1. trek erbij
  2. trekt erbij
  3. trekt erbij
  4. trekken erbij
  5. trekken erbij
  6. trekken erbij
o.v.t.
  1. trok erbij
  2. trok erbij
  3. trok erbij
  4. trokken erbij
  5. trokken erbij
  6. trokken erbij
v.t.t.
  1. heb erbij getrokken
  2. hebt erbij getrokken
  3. heeft erbij getrokken
  4. hebben erbij getrokken
  5. hebben erbij getrokken
  6. hebben erbij getrokken
v.v.t.
  1. had erbij getrokken
  2. had erbij getrokken
  3. had erbij getrokken
  4. hadden erbij getrokken
  5. hadden erbij getrokken
  6. hadden erbij getrokken
o.t.t.t.
  1. zal erbij trekken
  2. zult erbij trekken
  3. zal erbij trekken
  4. zullen erbij trekken
  5. zullen erbij trekken
  6. zullen erbij trekken
o.v.t.t.
  1. zou erbij trekken
  2. zou erbij trekken
  3. zou erbij trekken
  4. zouden erbij trekken
  5. zouden erbij trekken
  6. zouden erbij trekken
en verder
  1. ben erbij getrokken
  2. bent erbij getrokken
  3. is erbij getrokken
  4. zijn erbij getrokken
  5. zijn erbij getrokken
  6. zijn erbij getrokken
diversen
  1. trek erbij!
  2. trekt erbij!
  3. erbij getrokken
  4. erbij trekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for erbij trekken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
herbeiziehen bijtrekken; erbij trekken; naartoe trekken bijhalen; omhooghalen; ophalen

Related Translations for erbij trekken