Dutch

Detailed Translations for flauwere from Dutch to German

flauw:


Translation Matrix for flauw:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
albern flauw; melig dwaas; eenvoudig; gemakkelijk; idioot; infantiel; kinderachtig; kinderlijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; onbezonnen; simpel; uilachtig
ausgebleicht bleek; flauw; flets; verschoten
diesig flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig heiig; vervaagd; weggezakt in het geheugen
dunkel flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig afgedempt; donker; duister; gedempt; niet helder; onduidelijk; onverlicht; vaag; wollig
dunstig flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig damp uitwasemend; dampachtig; dampig; heiig; vervaagd; weggezakt in het geheugen
fade flauw; melig; smakeloos; zonder smaak afgezaagd; eentonig; langdradig; monotoon; saai; slaapverwekkend; suf; taai; vervelend; zonder afleiding; zouteloos
fahl bleek; flauw; flets; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; verschoten; wazig afgezaagd; bleek; eentonig; flets; grauw; kleurloos; monotoon; pips; saai; slaapverwekkend; suf; vaal; vervelend
falb bleek; flauw; flets; verschoten grauwkleurig; grijs
farblos bleek; flauw; flets; verschoten beslagen; blank; bleek; dof; flets; glansloos; grauw; grauwkleurig; grijs; kleurloos; mat; niet helder; ongekleurd; vaal; verveloos; verweerd
finster flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig afgedempt; donker; dreigend; duister; gedempt; grauwkleurig; grijs; huiveringwekkend; luguber; naargeestig; niet helder; onduidelijk; onheilspellend; onverlicht; sinister; somber; triest; troosteloos; vaag; wollig; zwaarmoedig
flau flauw; laf; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; smakeloos; vaag; vagelijk; wazig; zonder smaak; zonder zout; zoutloos armzalig; breekbaar; broos; dof; flets; fragiel; gammel; grauwkleurig; grijs; karig; krakkemikkig; krukkig; kwetsbaar; lijzig; log; loom; mager; mat; niet helder; onbeholpen; onhandig; pover; schamel; schraal; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; teer; wankel; zouteloos; zwak
geschmacklos flauw; laf; melig; smakeloos; zonder smaak; zonder zout; zoutloos kitscherig; smakeloos; stijlloos
glanzlos bleek; flauw; flets; verschoten beslagen; bleek; dof; flets; gematteerd; glansloos; grauwkleurig; grijs; kleurloos; mat; niet helder; verveloos
lustlos flauw; flauwtjes; zwak; zwakjes bleekjes; energieloos; futloos; hangerig; krukkig; lamlendig; landerig; lijzig; log; loom; lusteloos; mat; onbeholpen; onhandig; pips; schutterig; slap; slapjes; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; wee; ziekelijk; zwak
matt bleek; flauw; flets; verschoten armetierig; beslagen; bleek; bleekjes; dof; flauwtjes; flets; futloos; gammel; gematteerd; glansloos; kleurloos; krakkemikkig; kwijnend; lamlendig; lijzig; log; loom; lusteloos; mat; niet helder; pips; slap; slapjes; wankel; wee; ziekelijk; zwak
mehlig flauw; melig
neblig flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig damp uitwasemend; dampachtig; dampig; heiig; mistig; nevelachtig; nevelig; onhelder; wazig
ohne Geschmack flauw; smakeloos; zonder smaak
ohne Salz flauw; laf; zonder zout; zoutloos
salzlos flauw; smakeloos; zonder smaak zouteloos
schal bleek; flauw; flets; smakeloos; verschoten; zonder smaak banaal; dor; duf; grof; laag-bij-de-grond; lomp; muf; oubakken; oud; oudbakken; plat; platvloers; schraal; schunnig; slap; suf; triviaal; verschaald; verschraald; vunzig; waterachtig; waterig
schattenhaft flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig afgedempt; gedempt; niet helder; onduidelijk; schemerig; schimmig; vaag; vaag zichtbaar; wazig
schlapp flauw; smakeloos; zonder smaak armzalig; bleekjes; dof; energieloos; flets; futloos; gammel; karig; krachteloos; krakkemikkig; krukkig; kwabbig; lamlendig; landerig; lijzig; lillend; log; loom; lusteloos; mager; mat; niet helder; onbeholpen; onhandig; pips; pover; schamel; schraal; schutterig; slap; slapjes; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; wankel; wee; ziekelijk; zwak
schwach flauw; flauwtjes; zwak; zwakjes achtergebleven; achterlijk; arm; armetierig; armzalig; bleekjes; breekbaar; broos; debiel; dement; dof; dun; flets; fragiel; gammel; idioot; ijl; imbeciel; inferieur; karig; krakkemikkig; kwetsbaar; kwijnend; laag; mager; mat; matig; middelmatig; min; minderwaardig; niet al te best; niet helder; niet hoog; niet stevig; onbeduidend; ondermaats; ondeugdelijk; pips; ploertig; pover; schamel; schemerig; schimmig; schraal; slap; slapjes; slecht; teer; tweederangs; van geringe dichtheid; wankel; wee; week; ziekelijk; zwak; zwakjes; zwakzinnig
trüb flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig bedroefd; beslagen; dof; donker; drabbig; droef; droevig; druilerig; duister; glansloos; kommervol; mat; met neerslag; miezerig; naargeestig; nat; niet duidelijk; niet helder; onduidelijk; onhelder; onklaar; onverlicht; onzuiver; regenachtig; rouwig; somber; treurig; triest; troebel; troebelachtig; troosteloos; vaag; vaag zichtbaar; verdrietig; vol met zorgen; wazig; wollig; zwaarmoedig
trübe flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig baggerig; beslagen; dof; donker; drabbig; drassig; druilerig; duister; glansloos; mat; met neerslag; miezerig; modderig; morsig; nat; niet duidelijk; niet helder; onduidelijk; onhelder; onklaar; onverlicht; onzuiver; pruttig; ranzig; regenachtig; rouwig; slibachtig; slibberig; slijkerig; slonzig; slordig; smerig; treurig; troebel; troebelachtig; vaag; vaag zichtbaar; verdrietig; vies; viezig; voddig; vuil; vunzig; wazig; wollig
unbestimmt flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig afgedempt; delicaat; gedempt; gevaarlijk; gewaagd; hachelijk; kritiek; lastig; netelig; niet doorzichtig; niet helder; niet zeker; onbepaald; onbestemd; ondoorzichtig; onduidelijk; ongewis; onoverzichtelijk; onvast; penibel; precair; vaag; vaag zichtbaar; wazig; wollig
vage flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig afgedempt; gedempt; niet duidelijk; niet helder; onduidelijk; onhelder; onklaar; schemerig; schimmig; troebel; vaag; vaag zichtbaar; wazig
verschlissen bleek; flauw; flets; verschoten afgedragen; afgeleefd; afgetrapt; oud; versleten; vervallen
verschossen bleek; flauw; flets; verschoten amoureus; verkikkerd; verliefd
verschwommen flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig afgedempt; beneveld; bot; gedempt; niet helder; onduidelijk; onscherp; troebel; vaag; vaag zichtbaar; vervaagd; wazig; weggezakt in het geheugen
welk bleek; flauw; flets; verschoten bleek; dor; droog; flets; kleurloos; krukkig; onbeholpen; onhandig; pips; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; verdord

Related Words for "flauw":

  • flauwheid, flauwer, flauwere, flauwst, flauwste, flauwe

Antonyms for "flauw":


Related Definitions for "flauw":

  1. met weinig zout of kruiden1
    • deze soep is te flauw1
  2. niet leuk1
    • hij maakt altijd van die flauwe grappen1
  3. weinig sterk1
    • er brandde een flauw lichtje1

Wiktionary Translations for flauw:


Cross Translation:
FromToVia
flauw sinnlos; albern inane — lacking sense or meaning
flauw abgestanden; fade; lasch insipid — unappetizingly flavorless
flauw lau lukewarm — not very enthusiastic
flauw lau tepid — uninterested
flauw schwach weak — dilute, lacking in taste or potency