Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. flessen:


Dutch

Detailed Translations for flest from Dutch to German

flessen:

flessen verb (fles, flest, fleste, flesten, geflest)

  1. flessen (bedrogen worden; afzetten; oplichten)

Conjugations for flessen:

o.t.t.
  1. fles
  2. flest
  3. flest
  4. flessen
  5. flessen
  6. flessen
o.v.t.
  1. fleste
  2. fleste
  3. fleste
  4. flesten
  5. flesten
  6. flesten
v.t.t.
  1. heb geflest
  2. hebt geflest
  3. heeft geflest
  4. hebben geflest
  5. hebben geflest
  6. hebben geflest
v.v.t.
  1. had geflest
  2. had geflest
  3. had geflest
  4. hadden geflest
  5. hadden geflest
  6. hadden geflest
o.t.t.t.
  1. zal flessen
  2. zult flessen
  3. zal flessen
  4. zullen flessen
  5. zullen flessen
  6. zullen flessen
o.v.t.t.
  1. zou flessen
  2. zou flessen
  3. zou flessen
  4. zouden flessen
  5. zouden flessen
  6. zouden flessen
en verder
  1. ben geflest
  2. bent geflest
  3. is geflest
  4. zijn geflest
  5. zijn geflest
  6. zijn geflest
diversen
  1. fles!
  2. flest!
  3. geflest
  4. flessend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for flessen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
betrogen werden afzetten; bedrogen worden; flessen; oplichten
jemanden prellen afzetten; bedrogen worden; flessen; oplichten

Related Words for "flessen":