Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. gebeurtenis:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gebeurtenis from Dutch to German

gebeurtenis:

gebeurtenis [de ~ (v)] noun

  1. de gebeurtenis (voorval; incident; feit)
    der Vorfall; die Ereignis; die Begebenheit; Geschehen; der Vorgang; Eintreten
  2. de gebeurtenis (evenement)
    Ereignis
  3. de gebeurtenis (programmagebeurtenis)

Translation Matrix for gebeurtenis:

NounRelated TranslationsOther Translations
Begebenheit feit; gebeurtenis; incident; voorval
Eintreten feit; gebeurtenis; incident; voorval binnengaan; binnenkomst; entree; inschoppen; intocht; intrappen; intrede
Ereignis evenement; feit; gebeurtenis; incident; voorval geschiedenis; historie
Geschehen feit; gebeurtenis; incident; voorval geschiedenis; historie
Vorfall feit; gebeurtenis; incident; voorval casus; geval; incident; kwestie
Vorgang feit; gebeurtenis; incident; voorval bewerking; casus; geval; kwestie
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
Ereignis gebeurtenis; programmagebeurtenis
Programmereignis gebeurtenis; programmagebeurtenis

Related Words for "gebeurtenis":


Synonyms for "gebeurtenis":


Related Definitions for "gebeurtenis":

  1. iets dat plaatsvindt1
    • die trouwerij is een belangrijke gebeurtenis1

Wiktionary Translations for gebeurtenis:

gebeurtenis
noun
  1. iets dat gebeurt of gebeurd is
gebeurtenis
noun
  1. Ablauf, ein Geschehen
  2. ein - meist bedeutsames - Geschehen oder Erlebnis

Cross Translation:
FromToVia
gebeurtenis Ereignis event — occurrence of social or personal importance
gebeurtenis Vorfall; Begebenheit; Geschehnis; Ereignis incident — event or occurrence
gebeurtenis Ereignis; Begebenheit; Vorfall; Geschehnis incident — minor event incidental to others

Related Translations for gebeurtenis