Summary
Dutch to German: more detail...
- gehechtheid:
- gehecht:
-
Wiktionary:
- gehecht → anhänglich, ergeben, zugetan, hingebungsvoll
Dutch
Detailed Translations for gehechtheid from Dutch to German
gehechtheid:
-
de gehechtheid (verknochtheid; affectie; aanhankelijkheid)
Translation Matrix for gehechtheid:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Anhänglichkeit | aanhankelijkheid; affectie; gehechtheid; verknochtheid | |
Hingebung | aanhankelijkheid; affectie; gehechtheid; verknochtheid | devotie; drift; genegenheid; genoegen; genot; ijver; inzet; lust; overgave; toegewijdheid; toewijding; trouw; wellust; zorgzaamheid |
Treue | aanhankelijkheid; affectie; gehechtheid; verknochtheid | devotie; genegenheid; getrouwheid; ijver; inzet; loyaliteit; overgave; toegewijdheid; toewijding; trouw; trouwhartigheid; zorgzaamheid |
Related Words for "gehechtheid":
gehecht:
-
gehecht (verknocht)
Translation Matrix for gehecht:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
an etwas hängend | gehecht; verknocht | |
etwas zugetan sein | gehecht; verknocht |
Related Words for "gehecht":
Wiktionary Translations for gehecht:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• gehecht | → anhänglich; ergeben; zugetan; hingebungsvoll | ↔ affectueux — Qui montre de l’affection, de l’amour. |